Uitspraak
OVERWEGINGEN
remigratie-uitkering voor een alleenstaande.
Centrale Raad van Beroep
In deze tussenuitspraak van de Centrale Raad van Beroep wordt het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam behandeld. Appellante had in 2005 een brief gestuurd naar de Sociale verzekeringsbank (Svb) na het overlijden van haar echtgenoot, maar deze brief werd niet als een aanvraag voor een nabestaandenuitkering aangemerkt. De Raad oordeelt dat de Svb, ondanks het feit dat de brief niet als aanvraag kon worden beschouwd, wel degelijk had moeten reageren op de signalen die uit de brief naar voren kwamen. De Svb had appellante moeten informeren over haar recht op een nabestaandenuitkering, wat niet is gebeurd. Dit leidt tot de conclusie dat er sprake is van een bijzonder geval zoals bedoeld in artikel 33, vierde lid, van de Algemene nabestaandenwet (ANW). De Raad draagt de Svb op om het gebrek in het bestreden besluit te herstellen. Tevens wordt overwogen dat appellante niet altijd adequaat heeft gereageerd op eerdere communicatie van de Svb. De Raad stelt dat, mocht de Svb besluiten tot een verdergaande terugwerkende kracht, de ANW-uitkering mogelijk kan ingaan per 1 september 2009.