ECLI:NL:CRVB:2017:1978

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
19 mei 2017
Publicatiedatum
2 juni 2017
Zaaknummer
15/8180 ANW-T
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak bestuurlijke lus
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak over aanvraag nabestaandenuitkering en informatieplicht Sociale verzekeringsbank

In deze tussenuitspraak van de Centrale Raad van Beroep wordt het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam behandeld. Appellante had in 2005 een brief gestuurd naar de Sociale verzekeringsbank (Svb) na het overlijden van haar echtgenoot, maar deze brief werd niet als een aanvraag voor een nabestaandenuitkering aangemerkt. De Raad oordeelt dat de Svb, ondanks het feit dat de brief niet als aanvraag kon worden beschouwd, wel degelijk had moeten reageren op de signalen die uit de brief naar voren kwamen. De Svb had appellante moeten informeren over haar recht op een nabestaandenuitkering, wat niet is gebeurd. Dit leidt tot de conclusie dat er sprake is van een bijzonder geval zoals bedoeld in artikel 33, vierde lid, van de Algemene nabestaandenwet (ANW). De Raad draagt de Svb op om het gebrek in het bestreden besluit te herstellen. Tevens wordt overwogen dat appellante niet altijd adequaat heeft gereageerd op eerdere communicatie van de Svb. De Raad stelt dat, mocht de Svb besluiten tot een verdergaande terugwerkende kracht, de ANW-uitkering mogelijk kan ingaan per 1 september 2009.

Uitspraak

15/8180 ANW-T
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Tussenuitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 3 november 2015, 15/275
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] , Marokko (appellante)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
Datum uitspraak: 19 mei 2017
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. M. Rotgans, advocaat, hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 april 2017. Namens appellante zijn verschenen mr. Rotgans en appellantes zoon, [naam zoon] . De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door W. van den Berg.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellante was gehuwd met [naam echtgenoot] , geboren op [geboortedatum] 1942. Bij brief van
8 augustus 2005 is de Svb bericht dat appellantes echtgenoot op 29 juli 2005 is overleden.
1.2.
Op 2 september 2005 heeft de Svb aan de erven van [naam echtgenoot] , ter attentie van appellante, een besluit toegezonden over de definitieve premie over het jaar 2004 voor de vrijwillige verzekering voor de Algemene Ouderdomswet en de Algemene nabestaandenwet (ANW) van wijlen haar echtgenoot. Bij brief van 13 oktober 2005 heeft de Svb appellante gecondoleerd met het verlies van haar echtgenoot en haar geïnformeerd over haar recht op een
remigratie-uitkering voor een alleenstaande.
1.3.
Bij brief van 26 september 2013 heeft appellante zich tot de Svb gewend met het verzoek haar een nabestaandenuitkering toe te kennen. Op 22 oktober 2013 heeft de Svb appellante bericht dat een aanvraag moet worden ingediend bij de Caisse Nationale de Sécurité Sociale (CNSS).
1.4.
De aanvraag bij de CNSS is eind november 2013 afgerond. Het formulier is eind december 2013 door het bureau voor sociale zaken van de Nederlandse Ambassade in Marokko naar de Svb doorgezonden.
1.5.
Bij besluit van 20 januari 2014 heeft de Svb appellante met ingang van november 2012, een jaar voor de indiening van de aanvraag, een nabestaandenuitkering en een halfwezenuitkering op grond van de ANW toegekend. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit. Daarbij is erop gewezen dat haar echtgenoot verzekerd was voor de ANW en dat de Svb van zijn overlijden op de hoogte is gebracht. Verder is opgemerkt dat namens appellante bij herhaling contact is opgenomen met de Svb en met de CNSS, maar dat steeds werd geantwoord dat haar echtgenoot niet verzekerd was voor de ANW. In 2013 bleek dat de gegevens van appellantes echtgenoot niet juist waren opgeslagen in het systeem en kon alsnog een aanvraag worden ingediend.
1.6.
Bij beslissing op bezwaar van 12 december 2014 (bestreden besluit) heeft de Svb de ingangsdatum van de ANW-uitkering alsnog gesteld op 1 oktober 2012, een jaar voor de datum van ontvangst op 10 oktober 2013 van appellantes brief van 26 september 2013. Voor het overige is het bezwaar ongegrond verklaard. Daartoe is overwogen dat geen sprake is van een bijzonder geval dat aanleiding geeft de uitkering eerder te doen ingaan, nu appellante niet eerder een aanvraag heeft ingediend en niet heeft aangetoond dat zij onjuist is voorgelicht.
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. In hoger beroep heeft de gemachtigde van appellante in de eerste plaats naar voren gebracht dat appellante al met haar brief van 8 augustus 2005 een aanvraag voor een nabestaandenuitkering heeft ingediend. Zo deze brief al niet als aanvraag moet worden aangemerkt, dan had deze ten minste aanleiding moeten vormen om appellante nadere informatie te verstrekken. Verder is volgens de gemachtigde sprake van een bijzonder geval nu appellante bij herhaling op het verkeerde been is gezet.
4. De Raad overweegt het volgende.
4.1.
De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat appellantes brief van 8 augustus 2005 niet als aanvraag voor een ANW-uitkering kan worden aangemerkt. Daargelaten dat een aanvraag op grond van artikel 33, derde lid, van de ANW door middel van een formulier – en in dit geval via de CNSS – moet worden ingediend, bevat genoemde brief strikt genomen niet het verzoek een uitkering toe te kennen.
4.2.
Wel had deze brief voor de Svb een duidelijk signaal moeten vormen dat een aanvraag moest worden bevorderd. De Raad wil niet verhelen er met verbazing van te hebben kennis genomen dat de Svb na het bericht over het overlijden van appellantes echtgenoot de vaststelling van de premie voor zijn vrijwillige verzekering voor de ANW afrondt en de remigratie-uitkering aanpast, maar appellante niet informeert over haar recht op een nabestaandenuitkering. Dat familieleden van appellante die naar haar recht op uitkering informeerden, op het verkeerde been zijn gezet, is voor de Raad aannemelijk. In interne notities van de Svb zijn er aanwijzingen voor te vinden dat de gegevens over de verzekering van appellantes echtgenoot destijds in de systemen niet vindbaar waren.
4.3.
Een en ander leidt tot het oordeel dat sprake is van een bijzonder geval als bedoeld in artikel 33, vierde lid, van de ANW. De Svb en de rechtbank hebben dit ten onrechte niet onderkend. Er is dus sprake van een gebrek in het bestreden besluit. De Svb heeft verzocht om, zo de Raad tot dit oordeel zou komen, hem in de gelegenheid te stellen alsnog te onderzoeken of het niet met verdergaande terugwerkende kracht toekennen van de uitkering leidt tot hardheid. Er bestaat daarom aanleiding om met toepassing artikel 8:51d van de Algemene wet bestuursrecht de Svb op te dragen het gebrek in het bestreden besluit te herstellen.
4.4.
De Raad ziet aanleiding ten behoeve van de verdere besluitvorming het volgende te overwegen. Voor de beoordeling van de mate van terugwerkende kracht die op zijn plaats zou zijn, kan worden meegewogen dat ook aan de zijde van appellante niet steeds adequaat is gereageerd. Zo waren de stukken over de verzekering van haar echtgenoot al sinds 2005 in haar bezit. Pas in 2013 zijn deze aan de Svb voorgelegd om aan te tonen dat appellantes echtgenoot verzekerd was. Mocht de Svb tot het oordeel komen dat een verdergaande terugwerkende kracht aan de orde is, dan zou kunnen worden volstaan met toekenning van de ANW-uitkering per 1 september 2009.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep draagt de Svb op binnen twaalf weken na verzending van deze tussenuitspraak het gebrek in het bestreden besluit te herstellen overeenkomstig hetgeen de Raad heeft overwogen.
Deze uitspraak is gedaan door M.M. van der Kade als voorzitter en L. Koper en
C.W.J. Schoor als leden, in tegenwoordigheid van J.W.L. van der Loo als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 19 mei 2017.
(getekend) M.M. van der Kade
(getekend) J.W.L. van der Loo
JvC