Uitspraak
.Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. P.J. Reith.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland, die haar beroep tegen een besluit van het Uwv ongegrond had verklaard. Het Uwv had vastgesteld dat appellante vanaf 23 juni 2014 geen recht meer had op een WGA-loonaanvullingsuitkering, omdat haar arbeidsongeschiktheid minder dan 35% was. Appellante, die sinds 2009 met diverse gezondheidsklachten kampt, betwistte deze beslissing en voerde aan dat haar ernstige vermoeidheidsklachten en andere medische problemen niet voldoende waren meegewogen.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de rechtbank terecht oordeelde dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd. De rapporten van de verzekeringsartsen gaven aan dat appellante op de datum in geding niet meer volledig arbeidsongeschikt was. De Raad oordeelde dat de door appellante ingebrachte nieuwe gegevens, waaronder informatie over evenwichtsstoornissen en een recent vastgestelde buikscheur, niet voldoende waren om te concluderen dat het Uwv haar beperkingen niet correct had vastgesteld.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de conclusies van de verzekeringsartsen. De aangevallen uitspraak werd bevestigd, en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.