ECLI:NL:CRVB:2017:1973
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid Uwv om aanvraag buiten behandeling te stellen in het kader van de WAO
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan op het hoger beroep van de erven van betrokkene tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam. De rechtbank had eerder geoordeeld dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) bevoegd was om de aanvraag van betrokkene voor een uitkering op grond van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet niet in behandeling te nemen. Betrokkene had zijn aanvraag ingediend op 21 september 2012, maar het Uwv had deze buiten behandeling gesteld op 24 april 2014, omdat er onvoldoende informatie was over zijn werknemerschap in Nederland. De rechtbank oordeelde dat het Uwv terecht had besloten om de aanvraag niet te behandelen, omdat de door betrokkene ingediende gegevens niet voldoende waren om de aanvraag te beoordelen.
In hoger beroep heeft betrokkene opnieuw aangevoerd dat hij in Nederland in loondienst heeft gewerkt en ziek is geworden. Hij heeft medische stukken overgelegd ter onderbouwing van zijn standpunt. De Centrale Raad van Beroep heeft echter de overwegingen van de rechtbank onderschreven en geconcludeerd dat het Uwv bevoegd was om de aanvraag buiten behandeling te stellen. De Raad heeft vastgesteld dat de door betrokkene ingediende medische gegevens niet relevant waren voor de beoordeling van zijn arbeidsverleden in Nederland, wat essentieel was voor de aanvraag.
De Centrale Raad van Beroep heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd en geoordeeld dat het hoger beroep niet slaagde. Tevens is er geen aanleiding voor een veroordeling van het Uwv in de proceskosten van appellanten. De uitspraak is gedaan door J.P.M. Zeijen, in tegenwoordigheid van P. Boer als griffier, en is openbaar uitgesproken op 2 juni 2017.