ECLI:NL:CRVB:2017:1973

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
2 juni 2017
Publicatiedatum
2 juni 2017
Zaaknummer
15/1908 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid Uwv om aanvraag buiten behandeling te stellen in het kader van de WAO

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan op het hoger beroep van de erven van betrokkene tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam. De rechtbank had eerder geoordeeld dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) bevoegd was om de aanvraag van betrokkene voor een uitkering op grond van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet niet in behandeling te nemen. Betrokkene had zijn aanvraag ingediend op 21 september 2012, maar het Uwv had deze buiten behandeling gesteld op 24 april 2014, omdat er onvoldoende informatie was over zijn werknemerschap in Nederland. De rechtbank oordeelde dat het Uwv terecht had besloten om de aanvraag niet te behandelen, omdat de door betrokkene ingediende gegevens niet voldoende waren om de aanvraag te beoordelen.

In hoger beroep heeft betrokkene opnieuw aangevoerd dat hij in Nederland in loondienst heeft gewerkt en ziek is geworden. Hij heeft medische stukken overgelegd ter onderbouwing van zijn standpunt. De Centrale Raad van Beroep heeft echter de overwegingen van de rechtbank onderschreven en geconcludeerd dat het Uwv bevoegd was om de aanvraag buiten behandeling te stellen. De Raad heeft vastgesteld dat de door betrokkene ingediende medische gegevens niet relevant waren voor de beoordeling van zijn arbeidsverleden in Nederland, wat essentieel was voor de aanvraag.

De Centrale Raad van Beroep heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd en geoordeeld dat het hoger beroep niet slaagde. Tevens is er geen aanleiding voor een veroordeling van het Uwv in de proceskosten van appellanten. De uitspraak is gedaan door J.P.M. Zeijen, in tegenwoordigheid van P. Boer als griffier, en is openbaar uitgesproken op 2 juni 2017.

Uitspraak

15/1908 WAO
Datum uitspraak: 2 juni 2017
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
12 februari 2015, 14/5860 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
de erven van [betrokkene] (betrokkene) te [woonplaats] , Marokko (appellanten)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Betrokkene heeft hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Betrokkene heeft nadere stukken ingediend.
Wegens overlijden van betrokkene heeft zijn echtgenote [naam echtgenote] , als gemachtigde van de erven, het hoger beroep voortgezet.
Beide partijen hebben toestemming gegeven om uitspraak te doen zonder dat een onderzoek ter zitting heeft plaats gevonden.

OVERWEGINGEN

1.1.
Betrokkene heeft bij brief, gedateerd 21 september 2012 en ontvangen door het Uwv op 14 mei 2013, een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet en/of de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering.
1.2.
Bij besluit van 24 april 2014 heeft het Uwv meegedeeld de aanvraag niet in behandeling te nemen wegens het ontbreken van informatie over het werknemerschap in Nederland van betrokkene.
1.3.
Bij beslissing op bezwaar van 1 augustus 2014 (bestreden besluit) heeft het Uwv het door betrokkene tegen dit besluit gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het door betrokkene ingestelde beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Hiertoe heeft zij overwogen dat een bestuursorgaan op grond van artikel 4:5, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht kan besluiten een aanvraag niet te behandelen, indien de door de aanvrager verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad om de aanvraag binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn aan te vullen. Betrokkene is op 17 juni 2013 in de gelegenheid gesteld door het Uwv om zijn aanvraag aan te vullen, en heeft hiervan ook gebruik gemaakt. Ook in bezwaar is hij in de gelegenheid gesteld om de aanvraag aan te vullen en hierop heeft hij nog nadere gegevens ingediend. Nu de door hem ingezonden gegevens echter enkel medische gegevens betreffen en niet zien op zijn arbeidsverleden in Nederlanden, welke gegevens noodzakelijk zijn om op de aanvraag te kunnen beslissen, was het Uwv naar het oordeel van de rechtbank bevoegd om de aanvraag buiten behandeling te stellen. Voorts zijn er, volgens de rechtbank, geen redenen waarom het Uwv in dit geval in redelijkheid niet van deze bevoegdheid gebruik had mogen maken.
3. In hoger beroep heeft betrokkene (wederom) aangevoerd dat hij in Nederland in loondienst heeft gewerkt en vervolgens in Nederland ziek is geworden. Ter onderbouwing heeft hij nadere medische stukken ingediend, daterend uit 2014.
4.1.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.2.
Met juistheid heeft de rechtbank overwogen onder overwegingen 3, 4 en 5 van de aangevallen uitspraak, dat het Uwv bevoegd was om de aanvraag van betrokkene buiten behandeling te stellen. Deze overwegingen van de rechtbank worden volledig onderschreven. Wat appellanten in hoger beroep hebben aangevoerd doet hieraan niet af.
4.3.
Gelet op het voorgaande slaagt het hoger beroep niet.
4.4.
Voor een veroordeling van het Uwv in de proceskosten van appellanten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.P.M. Zeijen, in tegenwoordigheid van P. Boer als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 2 juni 2017.
(getekend) J.P.M. Zeijen
(getekend) P. Boer

KP

DÉCISION

La Centrale Raad van Beroep (Cour d'Appel Centrale), confirme la décision attaquée.
Par conséquent, décidée par M. le maître J.P.M. Zeijen en présence de le maître P. Boer en qualité de greffier, ainsi que prononcée en public, le 2 juin 2017.