ECLI:NL:CRVB:2017:1952
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Buiten behandeling laten aanvraag om bijstand ingevolge de Participatiewet door gebrek aan vertaling van documenten
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 mei 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De appellant had op 24 juni 2015 een aanvraag om bijstand ingevolge de Participatiewet ingediend, maar zijn aanvraag werd door het dagelijks bestuur van Werkplein Hart van West-Brabant buiten behandeling gelaten. Dit gebeurde omdat de appellant niet alle gevraagde gegevens had ingeleverd, waaronder vertalingen van documenten uit het buitenland. De appellant was gehuwd met een vrouw die in Litouwen woont en werkt, en het dagelijks bestuur had verzocht om bewijsstukken van haar inkomen en vermogen, die in het Nederlands moesten worden vertaald.
De rechtbank verklaarde het beroep van de appellant tegen het besluit van het dagelijks bestuur ongegrond. In hoger beroep voerde de appellant aan dat het onredelijk was om een vertaling van de bankgegevens van zijn vrouw te eisen, omdat hij voldoende inzicht had gegeven in haar financiële situatie. De Raad oordeelde echter dat de appellant als aanvrager verantwoordelijk was voor het aanleveren van de benodigde vertalingen. De Raad benadrukte dat de financiële situatie van de aanvrager essentieel is voor de beoordeling van de bijstandsaanvraag en dat het dagelijks bestuur terecht om vertalingen had gevraagd om een compleet beeld te krijgen van de financiële situatie van de appellant.
De Raad concludeerde dat het dagelijks bestuur bevoegd was om de aanvraag buiten behandeling te stellen en dat er geen reden was om te oordelen dat het college onredelijk had gehandeld. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.