ECLI:NL:CRVB:2017:1939

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
31 mei 2017
Publicatiedatum
31 mei 2017
Zaaknummer
15/4672 WSF
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring bezwaarschrift studiefinanciering

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die het bezwaar van appellante tegen een besluit van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap niet-ontvankelijk heeft verklaard. Het besluit, genomen op 21 maart 2014, herzag de studiefinanciering van appellante en verklaarde haar vanaf 1 november 2012 als thuiswonende studerende. Appellante heeft op 5 juni 2014 bezwaar gemaakt, maar de minister verklaarde dit bezwaar niet-ontvankelijk omdat het te laat was ingediend. De rechtbank bevestigde deze beslissing.

Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat de termijnoverschrijding verschoonbaar moet worden geacht. Zij stelde dat zij niet wist dat het bericht van 21 maart 2014 een besluit was en dat het onduidelijk was opgesteld. De Raad voor de Rechtspraak oordeelt dat het besluit op de voorgeschreven wijze bekend is gemaakt en dat appellante niet tijdig bezwaar heeft gemaakt. De Raad concludeert dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is, omdat appellante redelijkerwijs had moeten weten dat zij binnen een bepaalde termijn bezwaar kon maken. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond.

De uitspraak is gedaan door J.P.A. Boersma, in tegenwoordigheid van M. Gayir als griffier, en is openbaar uitgesproken op 31 mei 2017.

Uitspraak

15/4672 WSF
Datum uitspraak: 31 mei 2017
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
1 juni 2015, 14/6198 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (minister)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. H. Kouw, advocaat, hoger beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
Mr. A.E. Martinez Linnemann, advocaat, is als opvolgend gemachtigde gesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 maart 2017. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Martinez Linnemann. De minister heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. drs. E.H.A. van den Berg.

OVERWEGINGEN

1.1.
Bij besluit van 21 maart 2014 heeft de minister de aan appellante op grond van de Wet studiefinanciering 2000 toegekende studiefinanciering herzien, in die zin dat appellante vanaf 1 november 2012 is aangemerkt als thuiswonende studerende.
1.2.
In een stuk van 3 juni 2014, ingediend op 5 juni 2014, heeft appellante bezwaar gemaakt tegen – onder meer – het besluit van 21 maart 2014. Bij besluit van 14 augustus 2014 (bestreden besluit) heeft de minister, voor zover in deze zaak van belang, het bezwaar van appellante tegen het besluit van 21 maart 2014 niet‑ontvankelijk verklaard, omdat het bezwaarschrift te laat is ingediend en er geen redenen zijn om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank, voor zover in deze zaak van belang, het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard voor zover bij dat besluit het bezwaar van appellante tegen het besluit van 21 maart 2014 niet-ontvankelijk is verklaard.
3. Appellante heeft zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
3.1.
Ter zitting van de Raad heeft appellante te kennen gegeven dat zij niet langer betwist dat het besluit van 21 maart 2014 door plaatsing op de website “Mijn DUO” op de voorgeschreven wijze bekend is gemaakt. Appellante heeft evenwel betoogd dat dat besluit, gelet op de verstrekkende gevolgen van de herziening van de studiefinanciering, ook via de reguliere post bekend had moeten worden gemaakt.
3.2.
Verder heeft appellante betoogd dat de termijnoverschrijding verschoonbaar moet worden geacht. Appellante heeft in dit verband aangevoerd dat zij niet wist en redelijkerwijs niet hoefde te weten dat het bericht van 21 maart 2014 een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) betrof. Het bericht is onduidelijk opgesteld en niet herkenbaar als besluit. Daarnaast heeft appellante aangevoerd dat zij niet wist en redelijkerwijs niet hoefde te weten dat zij binnen een bepaalde termijn bezwaar kon maken tegen het bericht van 21 maart 2014. In het bericht ontbreekt een rechtsmiddelenclausule.
4. De Raad oordeelt als volgt.
4.1.
Het hoger beroep richt zich tegen de aangevallen uitspraak voor zover bij die uitspraak het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond is verklaard en voor zover bij dat besluit het bezwaar van appellante tegen het besluit van 21 maart 2014 niet-ontvankelijk is verklaard.
4.2.
Op grond van artikel 6:7 van de Awb bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken. Op grond van artikel 6:8, eerste lid, van de Awb vangt de termijn aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze bekend is gemaakt. Artikel 6:9, eerste lid, van de Awb bepaalt dat een bezwaarschrift tijdig is ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Op grond van artikel 6:11 van de Awb blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaarschrift
niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
4.3.
Tussen partijen is niet in geschil dat het besluit van 21 maart 2014 op 24 maart 2014 door plaatsing op de website “Mijn DUO” op de voorgeschreven wijze bekend is gemaakt. Evenmin in geschil is dat appellante niet tijdig bezwaar heeft gemaakt tegen dat besluit. In geschil is of de termijnoverschrijding verschoonbaar moet worden geacht.
4.3.1.
Het betoog van appellante dat het besluit van 21 maart 2014 niet alleen door plaatsing op de website “Mijn DUO”, maar ook via de reguliere post bekend had moeten worden gemaakt, vindt geen steun in de wet. Het niet-verzenden als reguliere post is geen omstandigheid om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten.
4.3.2.
Het betoog dat appellante niet wist en redelijkerwijs niet hoefde te weten dat het bericht van 21 maart 2014 een besluit als bedoeld in artikel 1:3 van de Awb betrof, geeft evenmin aanleiding om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. In het bericht staat klip en klaar dat de hoogte van de aan appellante toegekende studiefinanciering is gewijzigd en dat appellante over de periode november 2012 tot en met maart 2014 in totaal € 3.320,42 te veel studiefinanciering heeft ontvangen en dat daardoor een schuld is ontstaan. Daarmee is het bericht onmiskenbaar op rechtsgevolg gericht en herkenbaar als besluit.
4.3.3.
Het betoog dat appellante niet wist en redelijkerwijs niet hoefde te weten dat zij binnen een bepaalde termijn bezwaar kon maken tegen het besluit van 21 maart 2014, geeft ook geen aanleiding om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. In het bericht staat duidelijk dat indien de studerende het niet eens is met de beslissing, hij of zij de toelichting dient te lezen. In het e-mailbericht waarin de notificatie van het bericht is gegeven, is een link naar deze toelichting opgenomen. In de toelichting staat dat de studerende binnen zes weken na de datum van het bericht een bezwaarschrift in kan dienen. Dit betekent dat appellante wist dan wel redelijkerwijs kon weten dat zij binnen een bepaalde termijn bezwaar kon maken tegen het bericht.
4.4.
Uit hetgeen is overwogen in 4.1 tot en met 4.3.3 volgt dat de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten, moet worden bevestigd.
5. Er bestaat geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak voor zover aangevochten.
Deze uitspraak is gedaan door J.P.A. Boersma, in tegenwoordigheid van M. Gayir als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 31 mei 2017.
(getekend) J.P.A. Boersma
(getekend) M. Gayir

KP