ECLI:NL:CRVB:2017:1939
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring bezwaarschrift studiefinanciering
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die het bezwaar van appellante tegen een besluit van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap niet-ontvankelijk heeft verklaard. Het besluit, genomen op 21 maart 2014, herzag de studiefinanciering van appellante en verklaarde haar vanaf 1 november 2012 als thuiswonende studerende. Appellante heeft op 5 juni 2014 bezwaar gemaakt, maar de minister verklaarde dit bezwaar niet-ontvankelijk omdat het te laat was ingediend. De rechtbank bevestigde deze beslissing.
Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat de termijnoverschrijding verschoonbaar moet worden geacht. Zij stelde dat zij niet wist dat het bericht van 21 maart 2014 een besluit was en dat het onduidelijk was opgesteld. De Raad voor de Rechtspraak oordeelt dat het besluit op de voorgeschreven wijze bekend is gemaakt en dat appellante niet tijdig bezwaar heeft gemaakt. De Raad concludeert dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is, omdat appellante redelijkerwijs had moeten weten dat zij binnen een bepaalde termijn bezwaar kon maken. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond.
De uitspraak is gedaan door J.P.A. Boersma, in tegenwoordigheid van M. Gayir als griffier, en is openbaar uitgesproken op 31 mei 2017.