ECLI:NL:CRVB:2017:1933
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- A. Stehouwer
- M. Kraefft
- M. Schoneveld
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens schending van de inlichtingenverplichting met betrekking tot autobezit
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 mei 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. De appellant ontving sinds 23 augustus 2005 bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). Na een steekproef bleek dat appellant in de periode van 5 januari 2012 tot en met 30 december 2013 maar liefst 64 auto’s op zijn naam had staan, wat leidde tot een onderzoek door de gemeente Helmond. Het college van burgemeester en wethouders van Helmond heeft op basis van de onderzoeksresultaten besloten om de bijstand van appellant over de periode van 1 januari 2012 tot en met 31 december 2013 in te trekken en een bedrag van € 28.188,08 terug te vorderen, omdat appellant zijn inlichtingenverplichting had geschonden door geen melding te maken van de transacties met de auto’s.
De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard, waarna appellant in hoger beroep ging. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat het college niet voldoende bewijs had geleverd dat appellant in de maanden juni 2012 en januari en februari 2013 inkomsten had verworven. De Raad oordeelde dat de intrekking van de bijstand over deze maanden niet gerechtvaardigd was, en vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank. De Raad heeft het college opgedragen om een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen met betrekking tot de terugvordering van de bijstand, en heeft het college veroordeeld in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 2.970,-.
Deze uitspraak benadrukt het belang van de inlichtingenverplichting voor bijstandsontvangers en de noodzaak voor overheidsinstanties om voldoende bewijs te leveren bij het intrekken van bijstand.