ECLI:NL:CRVB:2017:1930
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstandsuitkering wegens niet-gemelde auto-registraties en tekortschietend verantwoordelijkheidsbesef
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan op hoger beroep tegen eerdere uitspraken van de rechtbank Gelderland. De appellant ontving sinds 27 januari 2014 bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Naar aanleiding van een signaal van het inlichtingenbureau werd vastgesteld dat appellant in de periode van 27 januari 2014 tot en met 29 augustus 2014 zes auto’s op zijn naam geregistreerd had staan. Het college van burgemeester en wethouders van Wageningen heeft daarop besloten om de bijstandsverlening aan appellant met terugwerkende kracht in te trekken en de gemaakte kosten van bijstand terug te vorderen, omdat appellant zijn inlichtingenverplichting had geschonden door deze auto’s niet te melden.
Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat de auto’s niet tot zijn vermogen gerekend moeten worden en dat hij niet over deze auto’s kon beschikken. De Raad heeft echter geoordeeld dat het feit dat de kentekens op naam van appellant stonden, rechtvaardigt dat deze auto’s als onderdeel van zijn vermogen worden beschouwd. Appellant is er niet in geslaagd aannemelijk te maken dat hij niet over deze auto’s kon beschikken. De Raad heeft vastgesteld dat appellant zijn inlichtingenverplichting heeft geschonden, waardoor het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld.
Daarnaast heeft de Raad ook de maatregel van het college beoordeeld, waarbij de bijstand van appellant werd verlaagd wegens tekortschietend besef van verantwoordelijkheid. De Raad heeft geoordeeld dat het overdragen van de auto’s zonder tegenprestatie als een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid kan worden gezien. De Raad heeft de besluiten van het college bevestigd en het hoger beroep van appellant ongegrond verklaard.