ECLI:NL:CRVB:2017:1927
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van AIO-aanvulling wegens verzwegen onroerende zaken in Suriname
In deze zaak gaat het om de intrekking van de AIO-aanvulling van appellanten, die sinds 25 oktober 2013 bijstand ontvingen in de vorm van een aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO-aanvulling). De Sociale verzekeringsbank (Svb) heeft de AIO-aanvulling ingetrokken omdat appellanten verzuimd hadden om melding te maken van onroerende zaken in Suriname, waarvan zij eigenaar waren. De Svb baseerde haar besluit op informatie verkregen van de Nederlandse ambassade in Paramaribo, waaruit bleek dat appellanten in het bezit waren van twee percelen en een woning in Suriname, met een waarde die ver boven het vrij te laten vermogen van € 11.590,- lag. De appellanten voerden aan dat de waarde van de onroerende zaken verminderd moest worden met de hypotheken die daarop rustten, maar de Raad oordeelde dat deze hypotheken niet van appellanten waren, maar van hun zoon. De rechtbank had eerder het besluit van de Svb vernietigd, maar de Raad bevestigde in hoger beroep dat de intrekking van de AIO-aanvulling terecht was, omdat appellanten hun inlichtingenverplichting hadden geschonden. De Raad concludeerde dat de waarde van de woning de vermogensgrens overschreed en dat de schulden van de zoon niet in mindering konden worden gebracht op het vermogen van appellanten. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.