Uitspraak
4 maart 2016, 15/7372 (aangevallen uitspraak)
OVERWEGINGEN
BESLISSING
N. Veenstra als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 17 mei 2017.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag. Appellante, die als administratief medewerkster werkte, heeft zich op 16 mei 2011 ziek gemeld met rugklachten en hoofdpijn. Na een periode van ziekte en verschillende beoordelingen door het Uwv, is vastgesteld dat zij per 6 februari 2012 geschikt was voor haar maatgevende arbeid. Appellante heeft echter meerdere keren opnieuw ziek gemeld, maar het Uwv heeft geen recht op ziekengeld vastgesteld na deze meldingen. In een Eerstejaars Ziektewet Beoordeling (EZWB) op 14 juli 2015 is geconcludeerd dat appellante per 17 juli 2015 weer geschikt was voor haar werk. Het Uwv heeft daarop besloten dat appellante geen recht meer had op ziekengeld.
De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond verklaard, waarbij het medisch onderzoek als zorgvuldig werd beoordeeld. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat de medische onderzoeken onzorgvuldig zijn uitgevoerd en dat er geen medische informatie is opgevraagd bij haar behandelend artsen. De Raad voor de Rechtspraak heeft echter geoordeeld dat de hoger beroepsgronden van appellante een herhaling zijn van eerder aangevoerde gronden en dat de rechtbank deze gronden voldoende heeft gemotiveerd besproken. De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank en concludeert dat appellante met ingang van 17 juli 2015 geschikt is voor haar maatgevende arbeid. Het hoger beroep wordt afgewezen en de aangevallen uitspraak wordt bevestigd.