Uitspraak
OVERWEGINGEN
BESLISSING
.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 mei 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Noord-Nederland. Appellante, geboren in 1984, had een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wet Wajong) vanwege psychische klachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had vastgesteld dat appellante niet in aanmerking kwam voor een uitkering, omdat zij meer dan 75% van het minimumloon kon verdienen. Dit besluit was gebaseerd op rapporten van een verzekeringsarts en een arbeidsdeskundige.
De rechtbank had het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat de medische beperkingen van appellante goed waren weergegeven in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 10 november 2014. De rechtbank vond geen aanleiding om te twijfelen aan de conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep, die had vastgesteld dat appellante op haar 17e en 18e verjaardag al beperkingen had die in de FML waren opgenomen. Appellante voerde in hoger beroep aan dat onvoldoende rekening was gehouden met haar ernstige psychische problematiek en verwees naar verschillende medische rapporten ter ondersteuning van haar standpunt.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de beperkingen van appellante goed waren weergegeven en dat er geen aanleiding was om te concluderen dat de medische beperkingen waren onderschat. De Raad concludeerde dat appellante, gelet op haar functionele mogelijkheden, in staat moest worden geacht de geselecteerde functies uit te oefenen, en dat haar mate van arbeidsongeschiktheid minder dan 25% bedroeg. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.