ECLI:NL:CRVB:2017:1886
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de geschiktheid van geselecteerde functies in het kader van WIA-uitkering na psychische klachten
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 mei 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De appellant, die zich op 12 oktober 2012 ziek had gemeld als servicemedewerker vanwege psychische klachten, had een WIA-uitkering aangevraagd. De verzekeringsarts concludeerde dat de appellant een verminderde psychische belastbaarheid had, wat leidde tot beperkingen die waren vastgelegd in een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML). De arbeidsdeskundige stelde dat de appellant in staat was om bepaalde functies te vervullen, wat resulteerde in de vaststelling van minder dan 35% arbeidsongeschiktheid.
De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de beperkingen juist waren vastgesteld. De appellant voerde in hoger beroep aan dat de FML onvoldoende beperkingen had aangenomen en dat hij niet in staat was de geselecteerde functies te verrichten. De Raad oordeelde echter dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat er geen aanleiding was om het verzekeringsgeneeskundig onderzoek onzorgvuldig te achten. De conclusies van de verzekeringsarts waren gebaseerd op zowel psychisch als lichamelijk onderzoek en de beschikbare medische informatie.
De Raad bevestigde dat het door de appellant overgelegde afschrift van de medicatie onvoldoende was om aan te nemen dat er meer beperkingen waren dan in de FML vastgesteld. De geselecteerde functies werden als geschikt beoordeeld, en het hoger beroep van de appellant werd afgewezen. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.