Uitspraak
OVERWEGINGEN
januari 2013recht kunt hebben op kindgebonden budget voor [dochter 1] . De Belastingdienst bekijkt of u aan de overige voorwaarden voldoet.”.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een bezwaar van appellant tegen een mededeling van de Sociale verzekeringsbank (Svb) dat aan de Belastingdienst zou worden doorgegeven dat appellant vanaf januari 2013 recht kan hebben op een kindgebonden budget voor zijn dochter. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat deze mededeling niet op rechtsgevolg is gericht en dat het bezwaar van appellant niet-ontvankelijk had moeten worden verklaard. De rechtbank heeft dit niet onderkend, waardoor de Raad de aangevallen uitspraak vernietigt en het beroep gegrond verklaart.
Appellant, die sinds 2008 gescheiden is van de moeder van zijn kinderen, heeft in juni 2008 kinderbijslag aangevraagd voor zijn dochter. De Svb heeft hem toen medegedeeld dat de moeder als aanvrager werd aangemerkt en dat de kinderbijslag gelijkelijk tussen hen zou worden verdeeld. In 2014 heeft appellant opnieuw contact opgenomen met de Svb om in aanmerking te komen voor een kindgebonden budget. De Svb heeft hem toen geadviseerd een aanvraag voor kinderbijslag in te dienen, wat leidde tot de toekenning van kinderbijslag voor zijn dochter.
De Raad overweegt dat het bezwaar van appellant zich richtte tegen de mededeling over het kindgebonden budget, en niet tegen de toekenning van kinderbijslag. Aangezien de mededeling niet op rechtsgevolg is gericht, had het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard moeten worden. De Raad vernietigt daarom de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaart het bezwaar alsnog niet-ontvankelijk. Tevens wordt de Svb veroordeeld in de proceskosten van appellant, die in totaal € 1.485,- bedragen.