ECLI:NL:CRVB:2017:1866

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
19 mei 2017
Publicatiedatum
19 mei 2017
Zaaknummer
16/1995 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Schadevergoedingsuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergoeding proceskosten na intrekking hoger beroep en verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding redelijke termijn

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 mei 2017 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Holland. De appellant heeft zijn hoger beroep ingetrokken, waarna de betrokkene, vertegenwoordigd door advocaat mr. T.A. Vetter, verzocht heeft om de appellant te veroordelen in de proceskosten. De Raad heeft vastgesteld dat, op basis van artikel 8:118 van de Algemene wet bestuursrecht, de appellant veroordeeld kan worden in de kosten die de betrokkene redelijkerwijs heeft moeten maken in verband met de behandeling van het hoger beroep. De kosten zijn begroot op € 495,- voor verleende rechtsbijstand.

Daarnaast heeft de betrokkene een verzoek ingediend om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens. De Raad heeft echter geoordeeld dat er geen sprake is van overschrijding van de redelijke termijn, aangezien de behandeling van het hoger beroep minder dan twee jaar heeft geduurd. Hierdoor is het verzoek om schadevergoeding afgewezen.

De uitspraak benadrukt de procedurele aspecten van het bestuursrecht, met name de regels omtrent proceskosten en de voorwaarden voor schadevergoeding in het kader van de redelijke termijn. De beslissing is openbaar uitgesproken en ondertekend door de rechter en de griffier.

Uitspraak

Datum uitspraak: 19 mei 2017
16/1995 WIA
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:118 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 15 februari 2016, 12/2562 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (appellant)
[Betrokkene] te [woonplaats] (betrokkene)

PROCESVERLOOP

Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Bij brief van 20 december 2016 heeft appellant het hoger beroep ingetrokken.
Namens betrokkene heeft mr. T.A. Vetter, advocaat, verzocht appellant te veroordelen in de proceskosten.
Appellant heeft een verweerschrift ingediend.
Met toestemming van partijen is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Met een faxbericht van 6 februari 2017 heeft betrokkene verzocht om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn.
Het Uwv heeft hierop gereageerd. Partijen hebben hun toestemming het onderzoek ter zitting achterwege te laten gehandhaafd, waarna het onderzoek is gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:118, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat in geval van intrekking van het hoger beroep door het bestuursorgaan, het bestuursorgaan op verzoek van een partij bij afzonderlijke uitspraak met overeenkomstige toepassing van artikel 8:75 van de Awb kan worden veroordeeld in de proceskosten.
Gelet hierop wordt appellant veroordeeld in de kosten die betrokkene in verband met de behandeling van het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 495,- voor verleende rechtsbijstand.
Bij de aangevallen uitspraak is de minister van Veiligheid en Justitie veroordeeld tot het betalen aan betrokkene van een schadevergoeding van € 2.000,- wegens overschrijding van de redelijke termijn van artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. Voor een aanvullende schadevergoeding is alleen plaats als de behandeling van het hoger beroep langer heeft geduurd dan twee jaar. Daarvan is geen sprake. Vanaf de ontvangst van het hogerberoepschrift tot deze uitspraak is minder dan twee jaar verstreken. Dat betekent dat het verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn moet worden afgewezen.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- veroordeelt appellant in de kosten van betrokkene tot een bedrag van € 495,-;
- wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade af.
Deze uitspraak is gedaan door J.P.M. Zeijen in tegenwoordigheid van N. Talhaoui als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 19 mei 2017.
(getekend) J.P.M. Zeijen
(getekend) N. Talhaoui

RB