ECLI:NL:CRVB:2017:1866
Centrale Raad van Beroep
- Schadevergoedingsuitspraak
- Rechtspraak.nl
Vergoeding proceskosten na intrekking hoger beroep en verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding redelijke termijn
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 mei 2017 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Holland. De appellant heeft zijn hoger beroep ingetrokken, waarna de betrokkene, vertegenwoordigd door advocaat mr. T.A. Vetter, verzocht heeft om de appellant te veroordelen in de proceskosten. De Raad heeft vastgesteld dat, op basis van artikel 8:118 van de Algemene wet bestuursrecht, de appellant veroordeeld kan worden in de kosten die de betrokkene redelijkerwijs heeft moeten maken in verband met de behandeling van het hoger beroep. De kosten zijn begroot op € 495,- voor verleende rechtsbijstand.
Daarnaast heeft de betrokkene een verzoek ingediend om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens. De Raad heeft echter geoordeeld dat er geen sprake is van overschrijding van de redelijke termijn, aangezien de behandeling van het hoger beroep minder dan twee jaar heeft geduurd. Hierdoor is het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
De uitspraak benadrukt de procedurele aspecten van het bestuursrecht, met name de regels omtrent proceskosten en de voorwaarden voor schadevergoeding in het kader van de redelijke termijn. De beslissing is openbaar uitgesproken en ondertekend door de rechter en de griffier.