ECLI:NL:CRVB:2017:1827
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake toekenning militair invaliditeitspensioen en beoordeling van beperkingen
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een betrokkene tegen een besluit van de Minister van Defensie inzake de toekenning van een militair invaliditeitspensioen. De betrokkene, een beroepsmilitair die in 1993 en 1994 is uitgezonden naar respectievelijk Joegoslavië en Zaïre, heeft in 2009 een verzoek ingediend voor toekenning van een militair invaliditeitspensioen. De minister heeft hem een pensioen toegekend met een mate van invaliditeit van 25% vanwege een psychische aandoening. Betrokkene heeft hiertegen bezwaar gemaakt, wat leidde tot een herziening van de mate van invaliditeit naar 26,25%. De rechtbank heeft het beroep van betrokkene gegrond verklaard en de mate van invaliditeit vastgesteld op 28,75%. De minister heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak, terwijl betrokkene ook in hoger beroep is gegaan tegen de lage scores in de subrubrieken mobiliteit, structuur aanbrengen en seksuele functie.
Tijdens de zitting op 30 maart 2017 zijn beide partijen verschenen. De Raad voor de Rechtspraak heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de rechtbank ten onrechte niet is uitgegaan van de situatie op de peildatum van 10 december 2009. De Raad oordeelt dat de indeling in klasse 0 voor de subrubrieken mobiliteit en structuur aanbrengen juist is en dat er onvoldoende bewijs is voor een hogere score. Ook voor de subrubriek seksuele functie is er geen reden om de indeling in klasse 0 onjuist te achten. De Raad vernietigt de aangevallen uitspraak en verklaart het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond.