ECLI:NL:CRVB:2017:1823
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Schending van de inlichtingenverplichting door niet melden van werkzaamheden in winkel leidt tot boete en vernietiging van eerdere uitspraak
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 mei 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Overijssel. De appellant, die bijstand ontving op grond van de Wet werk en bijstand (WWB), had zijn werkzaamheden in een winkel niet volledig gemeld aan het college van burgemeester en wethouders van Almelo. Het college had appellant en zijn echtgenote bijstandsverlening verleend, maar had hen ook verplicht om hun aanwezigheid en werkzaamheden in de winkel schriftelijk bij te houden en dit aan het college te rapporteren. Na een rechtmatigheidsonderzoek, waarbij fraudepreventiemedewerkers appellant in de winkel hadden waargenomen, heeft het college de bijstand beëindigd en een boete opgelegd wegens schending van de inlichtingenverplichting.
De rechtbank verklaarde het beroep van appellant tegen het besluit van het college ongegrond. In hoger beroep heeft de Raad vastgesteld dat de schending van de inlichtingenverplichting vaststaat en dat het college gehouden was een boete op te leggen. De Raad oordeelde echter dat de hoogte van de opgelegde boete niet correct was vastgesteld, omdat het college de boete ten onrechte had afgerond. De Raad heeft de boete vastgesteld op € 4.368,12, in plaats van de eerder opgelegde € 4.370,-. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd en het college veroordeeld in de kosten van appellant, die zijn begroot op € 1.980,- voor verleende rechtsbijstand. Tevens dient het college het griffierecht van € 168,- te vergoeden.