ECLI:NL:CRVB:2017:1809
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking hoger beroep na tegemoetkoming door de minister in studiefinancieringszaak
In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. A.J. Kiela, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De rechtbank had eerder op 29 juli 2015 uitspraak gedaan in de zaak met nummer 15/2033. De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap had in de tussentijd een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarmee hij geheel tegemoetkwam aan de bezwaren van appellante. Hierdoor heeft appellante op 13 december 2016 het hoger beroep ingetrokken en verzocht om een proceskostenveroordeling van de minister.
De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat, volgens artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht, de minister kan worden veroordeeld in de proceskosten wanneer het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de bezwaren van de indiener tegemoet is gekomen. De Raad oordeelde dat er geen sprake was van onnodig procederen door appellante, aangezien zij haar standpunt over het inkomen van haar moeder had onderbouwd met gegevens die uiteindelijk leidden tot de nieuwe beslissing van de minister.
De proceskosten zijn begroot op € 990,- voor de procedure in beroep en € 495,- voor het hoger beroep, wat resulteert in een totale kostenvergoeding van € 1.485,- die de minister aan appellante moet betalen. De uitspraak is gedaan door J. Brand, met P. Boer als griffier, en is openbaar uitgesproken op 17 mei 2017.