Uitspraak
21 juni 2016, 15/9039 (aangevallen uitspraak)
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- verklaart het beroep ongegrond;
- veroordeelt het college in de kosten van appellanten tot een bedrag van € 990,-.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellanten tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 21 juni 2016, waarin het beroep wegens het ontbreken van procesbelang niet-ontvankelijk werd verklaard. Appellanten, bestaande uit een moeder van Nicaraguaanse nationaliteit en haar twee minderjarige dochters, hebben sinds 2013 opvang ontvangen op een vakantiepark. Op 5 maart 2015 hebben zij het college van burgemeester en wethouders van Den Haag verzocht om een passende maatwerkvoorziening op basis van de Wet maatschappelijke opvang 2015 (Wmo 2015). Het college heeft dit verzoek afgewezen, omdat de geboden opvang volgens hen voldeed aan de minimale vereisten.
De rechtbank heeft geoordeeld dat appellanten geen procesbelang meer hadden, omdat zij inmiddels waren verhuisd naar een andere opvangvoorziening. Appellanten hebben echter hoger beroep ingesteld, omdat zij van mening zijn dat er wel degelijk procesbelang is, met het oog op mogelijke toekomstige aanvragen voor opvang. De Raad voor de Rechtspraak heeft in zijn overwegingen aangegeven dat procesbelang ook kan bestaan uit de mogelijkheid om een inhoudelijk oordeel te krijgen dat relevant kan zijn voor toekomstige aanvragen.
De Raad heeft vastgesteld dat de opvang op het vakantiepark adequaat was en dat het college terecht de aanvraag voor een maatwerkvoorziening heeft afgewezen. De Raad heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank vernietigd en het beroep van appellanten ongegrond verklaard. Tevens is het college veroordeeld in de proceskosten van appellanten, die zijn begroot op € 990,-. De uitspraak is gedaan op 17 mei 2017.