ECLI:NL:CRVB:2017:1782
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstandsverlening na niet verschijnen op oproep en juridische grondslag
In deze zaak gaat het om de intrekking van de bijstandsverlening aan appellant, die sinds 5 februari 2014 bijstand ontving op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). Appellant werd op 30 oktober 2014 uitgenodigd voor een gesprek op 3 november 2014, maar verscheen niet. Het college van burgemeester en wethouders van Vlaardingen heeft daarop het recht op bijstand van appellant opgeschort. Appellant heeft geen bezwaar gemaakt tegen deze opschorting en is ook niet verschenen op een tweede oproep voor een gesprek op 6 november 2014. Uiteindelijk heeft het college op 7 november 2014 de bijstand van appellant ingetrokken.
Appellant heeft tegen deze beslissing bezwaar gemaakt, maar het college verklaarde dit bezwaar ongegrond. De rechtbank Rotterdam heeft het beroep tegen dit besluit ongegrond verklaard, waarna appellant in hoger beroep ging. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij zich tijdig heeft afgemeld voor de gesprekken. De Raad oordeelt dat de juridische grondslag van het bestreden besluit niet correct was, maar dat dit gebrek geen materiële gevolgen heeft gehad voor appellant. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst de vordering van appellant af.
De Raad concludeert dat het hoger beroep niet slaagt en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door Y.J. Klik, in tegenwoordigheid van C. Moustaïne als griffier, en is openbaar uitgesproken op 9 mei 2017.