ECLI:NL:CRVB:2017:1780
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstand na niet verschijnen op gesprek en verwijtbaarheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 mei 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellant ontving sinds 23 februari 2001 bijstand op basis van de Participatiewet (PW). In het kader van een onderzoek naar de rechtmatigheid van deze bijstand, heeft het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam de appellant uitgenodigd voor een gesprek op 28 juli 2015. De appellant is echter zonder bericht van verhindering niet verschenen op dit gesprek. Het college heeft daarop de bijstand van de appellant met ingang van 28 juli 2015 ingetrokken en de gemaakte kosten van bijstand teruggevorderd.
De rechtbank heeft het beroep van de appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft de appellant zich verzet tegen deze uitspraak, maar de Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat de intrekking van de bijstand rechtmatig was. De Raad heeft vastgesteld dat de appellant niet heeft voldaan aan de oproep om gegevens te verstrekken en dat hem hiervan een verwijt kon worden gemaakt. De appellant stelde dat hij door rugklachten niet in staat was om zijn post te lezen, maar dit werd niet aannemelijk gemaakt. De Raad concludeerde dat het college bevoegd was om de bijstand in te trekken en dat de appellant geen zelfstandige gronden had aangevoerd tegen de terugvordering van de bijstandskosten.
De uitspraak bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank en er zijn geen proceskosten aan de orde gesteld.