ECLI:NL:CRVB:2017:1760
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Schuldig nalatigverklaring AOW-premie en bewijsnood appellant
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 mei 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam. De appellant, die in 2005 naar België verhuisde en later in Duitsland ging wonen, werd door de Sociale verzekeringsbank (Svb) schuldig nalatig verklaard voor het niet betalen van AOW-premie over het jaar 2003. De Svb stelde dat appellant niet aan zijn betalingsverplichtingen had voldaan, wat door appellant werd betwist. Hij voerde aan dat er een schikking was getroffen met de Belastingdienst, maar kon dit niet voldoende onderbouwen met bewijsstukken.
De rechtbank had eerder het beroep van appellant ongegrond verklaard, waarbij werd vastgesteld dat de bewijslast voor het niet betalen van de premie bij appellant lag. De Raad oordeelde dat appellant niet had aangetoond dat hij aan al zijn betalingsverplichtingen had voldaan. De Svb had geprobeerd appellant te bereiken, maar kon dit niet omdat zijn adres niet in de Gemeentelijke Basisadministratie (GBA) was opgenomen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank, waarbij werd gesteld dat de appellant niet had voldaan aan zijn verplichtingen volgens de Wet GBA, wat zijn bewijsvoering bemoeilijkte.
De Raad concludeerde dat de Svb terecht had gehandeld door appellant schuldig nalatig te verklaren, aangezien hij niet kon aantonen dat hij de verschuldigde premie had betaald. De uitspraak bevestigde de eerdere beslissing van de rechtbank en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.