ECLI:NL:CRVB:2017:1748
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake invaliditeitspensioen van beroepsmilitair en de rol van dienstverbandaandoeningen
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een beroepsmilitair die sinds 1979 een militair invaliditeitspensioen ontvangt, berekend naar een invaliditeit van 35%. De Minister van Defensie had eerder besloten om het pensioen ongewijzigd te handhaven, maar de rechtbank oordeelde dat dit besluit onvoldoende was onderbouwd. De rechtbank had de minister opgedragen om een nieuwe beslissing te nemen, waarbij de vraag centraal stond of de dienstverbandaandoening een duidelijke factor was bij het ontstaan of verergeren van de nieuw aangevoerde klachten van de appellant. De minister heeft daarop een chirurg-traumatoloog geraadpleegd, die concludeerde dat de klachten van de appellant door een combinatie van factoren werden veroorzaakt, maar niet kon vaststellen welke factor het meest van invloed was. De Raad voor de Rechtspraak heeft in zijn uitspraak op 11 mei 2017 het oordeel van de rechtbank bevestigd, dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat de dienstverbandaandoening een duidelijke factor is geweest bij het ontstaan of verergeren van de klachten. Het hoger beroep van de appellant is afgewezen en de rechtbank heeft de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten.