ECLI:NL:CRVB:2017:1734

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
9 mei 2017
Publicatiedatum
10 mei 2017
Zaaknummer
16-69 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing bijstandsaanvraag wegens niet overleggen financiële gegevens

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 mei 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Holland. De appellant had op 23 augustus 2014 een aanvraag voor bijstand ingediend, maar het college van burgemeester en wethouders van Haarlemmermeer heeft deze aanvraag afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op het feit dat de appellant niet de gevraagde financiële gegevens van zijn garagebedrijf had overgelegd, waardoor het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld. De rechtbank heeft het beroep van de appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.

In hoger beroep heeft de appellant aangevoerd dat zijn boekhouder de benodigde jaarrekeningen per e-mail had verzonden, maar het college heeft de ontvangst van deze e-mail betwist. De Raad heeft vastgesteld dat de appellant niet voldoende bewijs heeft geleverd dat de e-mail daadwerkelijk is verzonden en dat hij ook in hoger beroep de noodzakelijke financiële gegevens niet heeft overgelegd. Hierdoor heeft de Raad geconcludeerd dat de appellant onvoldoende duidelijkheid heeft verschaft over zijn financiële situatie, wat een voorwaarde is voor het verkrijgen van bijstand.

De Raad heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd en geoordeeld dat het hoger beroep van de appellant niet slaagt. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten, en de uitspraak is openbaar gedaan.

Uitspraak

16/69 PW
Datum uitspraak: 9 mei 2017
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van
20 november 2015, 15/2608 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Haarlemmermeer (college)
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 maart 2017. Appellant is verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A. van Fulpen en mr. S. Sewtahal.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellant heeft zich op 23 augustus 2014 gemeld om bijstand aan te vragen. Op
15 september 2014 heeft hij de aanvraag ingediend. Appellant was vanaf 14 februari 2011 eigenaar van het garagebedrijf [naam garagebedrijf] (garagebedrijf). Dit bedrijf is opgeheven per 1 oktober 2014.
1.2.
In het kader van de aanvraag heeft het college appellant om diverse stukken verzocht, waaronder de jaarcijfers van het garagebedrijf over 2013 en financiële gegevens over de afwikkeling van het garagebedrijf.
1.3.
Bij besluit van 5 maart 2015, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 4 mei 2015 (bestreden besluit), heeft het college de aanvraag om bijstand van appellant afgewezen op de grond dat, kort weergegeven en voor zover van belang, appellant niet de opgevraagde financiële gegevens van zijn garagebedrijf heeft ingeleverd, dat appellant redelijkerwijs over die stukken kon beschikken en dat hij daardoor onvoldoende inzicht heeft verschaft in zijn financiële- en vermogenssituatie ten tijde van belang als gevolg waarvan het recht op bijstand niet kan worden vastgesteld.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. In hoger beroep heeft appellant zich op de hierna te bespreken grond tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling, waarbij hij voor het wettelijke kader verwijst naar de aangevallen uitspraak.
4.1.
De hier te beoordelen periode loopt van 23 augustus 2014 (datum melding) tot en met
5 maart 2015 (datum afwijzend besluit).
4.2.
Bij aanvragen om bijstand rust de bewijslast van de bijstandbehoevendheid in beginsel op de aanvrager zelf. De aanvrager dient onder meer duidelijkheid te verschaffen over zijn financiële situatie, zo nodig ook voor de periode voorafgaand aan de bijstandsaanvraag. Indien de betrokkene niet aan de inlichtingenverplichting voldoet, is dit een grond voor weigering van de bijstand indien als gevolg daarvan het recht op bijstand niet kan worden vastgesteld.
4.3.
Niet in geschil is dat voor het inzicht in de financiële situatie van appellant onder meer de financiële gegevens van het garagebedrijf, in het bijzonder de jaarrekeningen van dit bedrijf over 2013 en 2014, van belang zijn. Vaststaat dat appellant deze gegevens niet heeft verstrekt. In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat zijn boekhouder de jaarrekeningen over 2013 en 2014 per e-mailbericht van 23 februari 2015 heeft verzonden aan de behandelend ambtenaar van zijn aanvraag. Het college heeft de ontvangst van dat e-mailbericht gemotiveerd betwist. Appellant heeft tegenover die betwisting niet aannemelijk gemaakt dat het e-mailbericht van 23 februari 2015 daadwerkelijk is verzonden. Ook in hoger beroep heeft appellant de noodzakelijke financiële gegevens van het garagebedrijf niet overgelegd. Gelet hierop is de Raad met het college en de rechtbank van oordeel dat appellant onvoldoende duidelijkheid heeft verschaft over zijn financiële situatie. Het college heeft de aanvraag terecht afgewezen.
4.4.
Uit 4.2 en 4.3 volgt dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door W.F. Claessens, in tegenwoordigheid van M.S. Spek als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 9 mei 2017.
(getekend) W.F. Claessens
De griffier is verhinderd te ondertekenen

HD