Uitspraak
20 november 2015, 15/2608 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 mei 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Holland. De appellant had op 23 augustus 2014 een aanvraag voor bijstand ingediend, maar het college van burgemeester en wethouders van Haarlemmermeer heeft deze aanvraag afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op het feit dat de appellant niet de gevraagde financiële gegevens van zijn garagebedrijf had overgelegd, waardoor het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld. De rechtbank heeft het beroep van de appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft de appellant aangevoerd dat zijn boekhouder de benodigde jaarrekeningen per e-mail had verzonden, maar het college heeft de ontvangst van deze e-mail betwist. De Raad heeft vastgesteld dat de appellant niet voldoende bewijs heeft geleverd dat de e-mail daadwerkelijk is verzonden en dat hij ook in hoger beroep de noodzakelijke financiële gegevens niet heeft overgelegd. Hierdoor heeft de Raad geconcludeerd dat de appellant onvoldoende duidelijkheid heeft verschaft over zijn financiële situatie, wat een voorwaarde is voor het verkrijgen van bijstand.
De Raad heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd en geoordeeld dat het hoger beroep van de appellant niet slaagt. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten, en de uitspraak is openbaar gedaan.