ECLI:NL:CRVB:2017:1697
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de beslissing van het Uwv inzake WIA met betrekking tot kostenvergoeding
In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door I.T. Martens, hoger beroep ingesteld tegen een beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) met betrekking tot de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). De Centrale Raad van Beroep heeft op 21 april 2017 uitspraak gedaan. De zaak betreft de vergoeding van kosten die appellante heeft gemaakt in verband met haar beroep en hoger beroep. Het Uwv had op 6 oktober 2016 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarbij het volledig tegemoetkwam aan de bezwaren van appellante. Hierdoor heeft appellante haar hoger beroep ingetrokken, maar verzocht om vergoeding van de gemaakte kosten, waaronder kosten voor een psychiater, een tolk en reiskosten.
De Raad heeft overwogen dat op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de kosten indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de bezwaren van de indiener is tegemoetgekomen. De Raad heeft vastgesteld dat de door appellante gemaakte kosten redelijk zijn en heeft deze begroot op een totaalbedrag van € 3.026,85. Dit bedrag omvat onder andere de kosten voor rechtsbijstand, het rapport van de psychiater M. Kazemier, de kosten voor de tolk en de reiskosten van appellante.
De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter J.P.M. Zeijen en griffier R.L. Rijnen. De beslissing benadrukt het belang van een zorgvuldige kostenvergoeding in bestuursrechtelijke procedures, vooral wanneer het bestuursorgaan aan de bezwaren van de appellant tegemoetkomt.