ECLI:NL:CRVB:2017:1697

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
21 april 2017
Publicatiedatum
9 mei 2017
Zaaknummer
13/5619 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen de beslissing van het Uwv inzake WIA met betrekking tot kostenvergoeding

In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door I.T. Martens, hoger beroep ingesteld tegen een beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) met betrekking tot de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). De Centrale Raad van Beroep heeft op 21 april 2017 uitspraak gedaan. De zaak betreft de vergoeding van kosten die appellante heeft gemaakt in verband met haar beroep en hoger beroep. Het Uwv had op 6 oktober 2016 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarbij het volledig tegemoetkwam aan de bezwaren van appellante. Hierdoor heeft appellante haar hoger beroep ingetrokken, maar verzocht om vergoeding van de gemaakte kosten, waaronder kosten voor een psychiater, een tolk en reiskosten.

De Raad heeft overwogen dat op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de kosten indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de bezwaren van de indiener is tegemoetgekomen. De Raad heeft vastgesteld dat de door appellante gemaakte kosten redelijk zijn en heeft deze begroot op een totaalbedrag van € 3.026,85. Dit bedrag omvat onder andere de kosten voor rechtsbijstand, het rapport van de psychiater M. Kazemier, de kosten voor de tolk en de reiskosten van appellante.

De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter J.P.M. Zeijen en griffier R.L. Rijnen. De beslissing benadrukt het belang van een zorgvuldige kostenvergoeding in bestuursrechtelijke procedures, vooral wanneer het bestuursorgaan aan de bezwaren van de appellant tegemoetkomt.

Uitspraak

13/5619 WIA
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van
10 september 2013, 13/744 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak: 21 april 2017
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft I.T. Martens hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Appellante heeft een psychiatrisch expertiserapport van 7 april 2014 ingebracht, opgesteld door M. Kazemier, psychiater.
Partijen hebben nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 mei 2015. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Y. Reichardt. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door
J. van Dalfsen.
Na heropening van het onderzoek heeft dr. C.C. Kan, psychiater, op verzoek van de Raad een deskundigenrapport uitgebracht op 31 augustus 2016.
Het Uwv heeft op 6 oktober 2016 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Bij brief van 23 november 2016 heeft mr. Reichardt namens appellante het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten, de medische kosten, kosten van de tolk, de reiskosten (€ 1.263,67 en € 30,68) en het griffierecht.
Het Uwv heeft op 30 november 2016 verweer gevoerd.
Bij brief van 6 december 2016 heeft mr. Reichardt namens appellante hierop gereageerd.
Met toestemming van partijen heeft de Raad bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft, waarna het onderzoek is gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Namens appellante is het hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar van 6 oktober 2016 geheel aan de bezwaren van appellante tegemoet is gekomen. De Raad ziet aanleiding het Uwv te veroordelen in de kosten die appellante in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb), begroot op begroot op € 495,- in beroep voor verleende rechtsbijstand (1 punt voor het indienen van het beroepschrift) en € 1.237,50 in hoger beroep (1 punt voor het indienen van het hoger beroepschrift, 1 punt voor het bijwonen van een zitting en 0,5 punt voor het geven van een schriftelijke zienswijze); in totaal € 1.732,50.
De door appellante verzochte vergoeding van de kosten van het rapport van psychiater
M. Kazemier komt, gelet op artikel 2 van het besluit tarieven in strafzaken 2003, voor toewijzing in aanmerking. Uit de door appellante overgelegde nota blijkt dat de werkzaamheden van Kazemier 9 uur in beslag hebben genomen. De Raad ziet geen aanleiding om de declaratie van psychiater Kazemier ad € 1.000,80 niet te volgen.
Ook de gemaakte kosten voor de tolk van Tolk- en Vertaalcentrum Nederland ad € 262,87 komen voor vergoeding in aanmerking.
De reiskosten die appellante heeft moeten maken voor het bijwonen van de zitting van de Raad, komen tot een bedrag van € 30,68 (openbaar vervoer 2e klas) voor vergoeding in aanmerking.
Voor vergoeding van het betaalde griffierecht kan appellante zich rechtstreeks tot het Uwv wenden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep veroordeelt het Uwv in de kosten van appellante tot een bedrag van € 3.026,85.
Deze uitspraak is gedaan door J.P.M. Zeijen, in tegenwoordigheid van R.L. Rijnen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 21 april 2017.
(getekend) J.P.M. Zeijen
(getekend) R.L. Rijnen

RB