ECLI:NL:CRVB:2017:1638
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake weigering ZW-uitkering en geschiktheid voor maatgevende arbeid
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de weigering van een ZW-uitkering door het Uwv. Appellant, die laatstelijk werkzaam was als bedrijfsleider bij een garagebedrijf, heeft zich ziek gemeld wegens psychische problemen na het faillissement van zijn werkgever. Het Uwv heeft vastgesteld dat appellant niet ziek is in de zin van de Ziektewet en heeft zijn aanvraag voor ziekengeld afgewezen. Appellant heeft bezwaar gemaakt, maar dit is ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen deze beslissing ook ongegrond verklaard, waarna appellant in hoger beroep is gegaan.
Tijdens de zitting heeft appellant medische informatie overgelegd en zijn gemachtigde heeft hem bijgestaan. Het Uwv heeft gereageerd met een verweerschrift en rapporten van verzekeringsartsen. De Raad heeft de medische gegevens en de argumenten van appellant beoordeeld. Appellant betwistte de conclusies van de artsen van het Uwv en voerde aan dat er onvoldoende rekening was gehouden met zijn psychische gesteldheid. De Raad concludeert echter dat de artsen van het Uwv terecht hebben vastgesteld dat appellant op de datum in geding in staat was tot het verrichten van zijn maatgevende arbeid. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het hoger beroep af.
De Raad oordeelt dat de ingebrachte medische gegevens geen aanleiding geven voor twijfel aan de conclusies van de artsen van het Uwv. De Raad komt tot de slotsom dat appellant niet in aanmerking komt voor een ZW-uitkering, omdat hij op de datum in geding geschikt was voor zijn werkzaamheden als bedrijfsleider. De uitspraak is gedaan door de Centrale Raad van Beroep, waarbij de proceskosten niet worden vergoed.