ECLI:NL:CRVB:2017:1630

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
21 april 2017
Publicatiedatum
1 mei 2017
Zaaknummer
14/5936 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing herhaalde aanvraag AOW-pensioen op basis van artikel 4:6 Awb

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 april 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de afwijzing van een herhaalde aanvraag voor een ouderdomspensioen ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW) door de Sociale verzekeringsbank (Svb). De appellant, die in Marokko woont, had in 2008 een aanvraag ingediend voor AOW, maar deze was in 2010 afgewezen omdat hij nooit in Nederland had gewoond of gewerkt. Appellant heeft geen bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing. In 2011 verzocht hij de Svb om terug te komen op het eerdere besluit, maar ook dit verzoek werd afgewezen omdat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren. In 2012 diende appellant opnieuw een aanvraag in, die wederom werd afgewezen. De rechtbank verklaarde het beroep tegen deze afwijzing ongegrond, wat appellant noopte tot hoger beroep.

In hoger beroep voerde appellant aan dat hij wel in Nederland had gewoond en gewerkt, en daarom recht had op AOW. De Raad oordeelde dat de aanvraag van 6 april 2012 een herhaalde aanvraag was en dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die de Svb zouden dwingen om het eerdere besluit te herzien. De Raad bevestigde dat de Svb zorgvuldig had gehandeld en dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de afwijzing van de AOW-aanvraag. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De uitspraak werd gedaan door T.L. de Vries, in tegenwoordigheid van griffier N. van Rooijen, en werd openbaar uitgesproken op 21 april 2017.

Uitspraak

14/5936 AOW
Datum uitspraak: 21 april 2017
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
6 oktober 2014, 13/589 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats], Marokko (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
PROCESVERLOOP
Appellant hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 april 2016. Appellant is niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A. Marijnissen.
Het onderzoek ter zitting is geschorst en hervat op 4 mei 2016. Appellant is niet verschenen en de Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. Marijnissen.
Het onderzoek is heropend na de zitting. Appellant heeft gereageerd op een vraagstelling van de Raad.
Partijen hebben toestemming gegeven een nader onderzoek ter zitting achterwege te laten, waarna het onderzoek is gesloten.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellant heeft in 2008 een aanvraag om toekenning van een ouderdomspensioen ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW) ingediend. Daarbij heeft hij te kennen gegeven van oktober 1990 tot en met december 1992 in Nederland te hebben gewerkt. De Svb heeft onderzoek gedaan naar het arbeidsverleden van appellant en heeft onderzocht of hij in Nederland heeft gewoond. De Svb heeft bij besluit van 29 juli 2010 de aanvraag van appellant om toekenning van een ouderdomspensioen afgewezen, omdat appellant nooit in Nederland heeft gewoond of gewerkt. Tegen dit besluit heeft appellant geen bezwaar gemaakt.
1.2.
Vervolgens heeft appellant de Svb verzocht om terug te komen van het besluit van
29 juli 2010. Dit verzoek is, na onderzoek naar het woon- en arbeidsverleden van appellant, bij besluit van 22 februari 2011 afgewezen, omdat niet is gebleken van nieuwe feiten en omstandigheden als bedoeld in artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Ook dit tegen besluit heeft appellant geen bezwaar gemaakt.
1.3.
Bij brief van 6 april 2012 verzoekt appellant wederom om toekenning van een
AOW-pensioen. Bij besluit van 30 juli 2012 heeft de Svb ook dit verzoek met toepassing van artikel 4:6 van de Awb afgewezen. Tegen het besluit van 30 juli 2012 heeft appellant bezwaar gemaakt.
1.4.
De gemeente Amersfoort heeft vervolgens desgevraagd aan de Svb meegedeeld dat appellant niet bekend is in het bevolkingsregister. De Svb heeft bij besluit van
10 december 2012 (bestreden besluit) het tegen het besluit van 30 juli 2012 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Daartoe is overwogen dat de aanvraag van 6 april 2012 een herhaalde aanvraag is en dat geen sprake is van nieuwe feiten of omstandigheden als bedoeld in artikel 4:6 van de Awb.
3. In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat hij in Nederland heeft gewoond en gewerkt en daarom recht heeft op een AOW-pensioen.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
De aanvraag van appellant van 6 april 2012 is een herhaalde aanvraag als bedoeld in artikel 4:6 van de Awb. Bij uitspraak van 20 december 2016 (ECLI:NL:CRVB:2016:4872) heeft – ook – de Raad zijn rechtspraak over de toetsing door de bestuursrechter van besluiten op een herhaalde aanvraag of een verzoek om terug te komen van een besluit gewijzigd. In een geval als het voorliggende, waarin het bestuursorgaan toepassing geeft aan artikel 4:6, tweede lid, van de Awb, betekent dit dat de bestuursrechter aan de hand van de aangevoerde beroepsgronden toetst of het bestuursorgaan zich terecht, zorgvuldig voorbereid en deugdelijk gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat er geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden zijn.
4.2.
De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat appellant bij zijn aanvraag van 6 april 2012 geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden heeft vermeld in de zin van artikel 4:6 van de Awb. De ingebrachte gegevens en vermelde omstandigheden waren reeds bekend bij de Svb ten tijde van het besluit van 29 juli 2010. In deze omstandigheden wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit in zoverre evident onredelijk is.
4.3.
Voor de periode na de aanvraag heeft de Svb terecht inhoudelijk beoordeeld of appellant op grond van wonen en/of werken in Nederland verzekerd was ingevolge de AOW. Daarbij is van belang geacht dat uit de onderzoeken die voorafgaande aan de besluiten van 29 juli 2010 en 22 februari 2011 zijn verricht, niet is gebleken dat appellant in Nederland heeft gewerkt en/of gewoond. Het genoemde uitzendbureau, het inlenend bedrijf, de gemeente Amersfoort, het pensioenfonds en het schakelregister zijn bevraagd en geraadpleegd, maar om uiteenlopende redenen is er geen informatie over appellant naar boven gekomen. In de onderhavige procedure heeft de Svb de gemeente Amersfoort opnieuw gevraagd of appellant daar stond ingeschreven, maar ook onder een andere naam en geboortedatum is appellant aldaar niet bekend. In hoger beroep is appellant nog diverse malen in de gelegenheid gesteld om zijn sofinummer (het huidige burgerservicenummer) bekend te maken, maar daar heeft hij geen gevolg aan gegeven. De overgelegde loonstroken van het uitzendbureau, die in eerst instantie niet waren voorzien van de persoonsgegevens van appellant, en waarop naderhand de naam van appellant is geschreven, waren al bekend bij de Svb en daarop staat geen leesbaar sofinummer vermeld. Anders dan het inbrengen van deze loonstroken, waarvan appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat deze op hem betrekking hebben, heeft appellant niets aangevoerd op grond waarvan het oordeel van de Svb met betrekking tot de weigering AOW-pensioen naar de toekomst toe te kennen onjuist zou zijn.
4.4.
Uit 4.1 tot en met 4.3 volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door T.L. de Vries , in tegenwoordigheid van
N. van Rooijen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 21 april 2017.
(getekend) T.L. de Vries
(getekend) N. van Rooijen
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303,
2500 EH ’s-Gravenhage) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen inzake het begrip verzekerde.
GdJ