ECLI:NL:CRVB:2017:1628

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
19 april 2017
Publicatiedatum
1 mei 2017
Zaaknummer
14/3602 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning IVA-uitkering en afwijzing kostenvergoeding in WIA-zaak

In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) waarin haar een WIA-uitkering werd geweigerd. De Centrale Raad van Beroep heeft op 19 april 2017 uitspraak gedaan. De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv bij besluit van 24 augustus 2012 heeft bepaald dat appellante met ingang van 9 oktober 2012 geen recht heeft op een uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Dit besluit werd door de rechtbank ongegrond verklaard. Echter, bij een later besluit van 4 november 2016 heeft het Uwv het bezwaar van appellante alsnog gegrond verklaard en haar met terugwerkende kracht als volledig en duurzaam arbeidsongeschikt aangemerkt, waardoor zij recht heeft op een IVA-uitkering.

Desondanks heeft het Uwv de vergoeding van kosten in het kader van het bezwaar afgewezen, wat de Raad heeft bevestigd. De Raad oordeelde dat er geen kosten zijn gemaakt die onder de bepalingen van het Besluit proceskosten bestuursrecht vallen. De Raad heeft het eerdere besluit van het Uwv vernietigd, maar het beroep tegen de afwijzing van de kostenvergoeding ongegrond verklaard. De uitspraak is openbaar gedaan en de Raad heeft bepaald dat het Uwv het griffierecht aan appellante moet vergoeden.

Uitspraak

14/3602 WIA, 16/7512 WIA
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 28 mei 2014, 13/1474 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak: 19 april 2017
PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 juli 2015. Appellante is niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. F.A. Put.
Na de behandeling van het geding ter zitting van de Raad op 23 juli 2015 is gebleken dat het onderzoek niet volledig is geweest, in verband waarmee de Raad heeft besloten het onderzoek te heropenen.
De Raad heeft voor het instellen van een onderzoek psychiater prof. dr. J.J. van Os als deskundige benoemd, die op 4 maart 2016 rapport heeft uitgebracht. Bij brief van
6 september 2016 heeft de deskundige een aantal nadere vragen van de Raad beantwoord.
Bij besluit van 4 november 2016 heeft het Uwv een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen. Appellante heeft hierop gereageerd.
Het onderzoek ter zitting heeft andermaal plaatsgevonden op 8 maart 2017. Appellante is niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door A.H.G. Boelen.

OVERWEGINGEN

1.1.
Bij besluit van 24 augustus 2012 heeft het Uwv vastgesteld dat appellante met ingang van 9 oktober 2012 geen recht heeft op een uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Het door appellante tegen dat besluit gemaakte bezwaar is bij besluit 7 maart 2013 (bestreden besluit 1) ongegrond verklaard.
2. Het door appellante tegen bestreden besluit 1 ingestelde beroep is door de rechtbank ongegrond verklaard.
3. Bij het in rubriek I genoemde besluit van 4 november 2016 heeft het Uwv het bezwaar van appellante tegen het besluit van 24 augustus 2012 alsnog gegrond verklaard. Voorts heeft het Uwv bij dit besluit appellante op 9 oktober 2012 alsnog volledig en duurzaam arbeidsongeschikt geacht en haar met ingang van deze datum in aanmerking gebracht voor een IVA-uitkering. In aanvulling op dit besluit heeft het Uwv appellante bij brief van
30 november 2016 meegedeeld dat zij niet in aanmerking komt voor een vergoeding in de kosten van bezwaar. Deze brief wordt, tezamen met het besluit van 4 november 2016, aangemerkt als bestreden besluit 2.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Bestreden besluit 2 komt niet volledig tegemoet aan de bezwaren van appellante tegen de weigering haar een WIA-uitkering toe te kennen, omdat appellantes verzoek om een vergoeding in de kosten van bezwaar is afgewezen. Gelet hierop wordt bestreden besluit 2 op grond van de artikelen 6:19, eerste lid en 6:24 van de Algemene wet bestuursrecht in de beoordeling betrokken.
4.2.
Nu het Uwv bestreden besluit 1 niet heeft gehandhaafd komt dit besluit voor vernietiging in aanmerking, evenals de aangevallen uitspraak, waarbij bestreden besluit 1 in stand is gelaten.
4.3.
Wat betreft bestreden besluit 2 zal de Raad slechts een oordeel geven over de afwijzing door het Uwv van appellantes verzoek om vergoeding van haar kosten. Die afwijzing is juist, omdat van kosten als bedoeld in artikel 1 van het Besluit proceskosten bestuursrecht niet is gebleken. Het beroep tegen bestreden besluit 2 zal daarom ongegrond worden verklaard.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten in beroep en hoger beroep bestaat om dezelfde reden geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep:
  • vernietigt de aangevallen uitspraak;
  • verklaart het beroep tegen het besluit van 7 maart 2013 gegrond en vernietigt dat besluit;
  • verklaart het beroep tegen het besluit van 4 november 2016, zoals aangevuld bij brief van
  • bepaalt dat het Uwv aan appellante het in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 166,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door B.M. van Dun, in tegenwoordigheid van N. van Rooijen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 19 april 2017.
(getekend) B.M. van Dun
(getekend) N. van Rooijen
IvR