ECLI:NL:CRVB:2017:1591
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Tijdigheid van bezwaar tegen herziening studiefinanciering en niet-ontvankelijkheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 april 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de rechtbank Noord-Holland. De appellant, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. R. Kiewitt, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, dat zijn studiefinanciering herzag en een bedrag van € 1.418,43 terugvorderde. De minister verklaarde het bezwaar van appellant niet-ontvankelijk, omdat het bezwaarschrift te laat was ingediend. Appellant stelde in hoger beroep dat hij tijdig bezwaar had gemaakt, omdat hij zijn bezwaarschrift op 28 mei 2015 had ingediend.
De Raad oordeelde dat het op de appellant lag om aannemelijk te maken dat hij tijdig bezwaar had gemaakt. De enkele stelling van appellant, die ter zitting werd bevestigd door zijn broer, was niet voldoende om aan te tonen dat het bezwaarschrift op tijd was verzonden. Bovendien had appellant tegenstrijdige verklaringen afgelegd over de tijdigheid van zijn bezwaar. De Raad concludeerde dat appellant niet aannemelijk had gemaakt dat hij tijdig bezwaar had ingediend en dat er geen verschoonbare termijnoverschrijding was. Daarom bevestigde de Raad de beslissing van de minister om het bezwaar niet-ontvankelijk te verklaren.
De uitspraak benadrukt het belang van tijdige indiening van bezwaarschriften en de verantwoordelijkheid van de indiener om dit aan te tonen. De Raad wees ook op de regels uit de Algemene wet bestuursrecht (Awb) met betrekking tot de termijn voor het indienen van bezwaar en beroepschriften.