ECLI:NL:CRVB:2017:1590
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Terugvordering studiefinanciering en OV-schuld wegens niet tijdig stopzetten studentenreisproduct
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 april 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Oost-Brabant. De appellante, die studiefinanciering ontving, had haar opleiding op 24 juni 2015 succesvol afgerond en was per 1 juli 2015 uitgeschreven bij haar onderwijsinstelling. De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap had bepaald dat appellante over juli 2015 geen recht meer had op studiefinanciering, omdat zij niet (meer) voltijd studeerde. De minister vorderde een bedrag van € 618,10 terug en stelde een OV-schuld van € 291,- vast, omdat appellante haar studentenreisproduct niet tijdig had stopgezet.
De rechtbank had het beroep van appellante tegen het besluit van de minister ongegrond verklaard. Appellante stelde in hoger beroep dat de terugvordering onterecht was, omdat zij van haar onderwijsinstelling had vernomen dat zij tot en met juli 2015 ingeschreven was en dat zij haar studentenreisproduct uiterlijk 7 augustus 2015 moest stopzetten. De Raad oordeelde echter dat appellante vanaf 1 juli 2015 geen recht meer had op studiefinanciering en dat de minister terecht het betaalde bedrag had teruggevorderd. De Raad bevestigde dat appellante ook geen recht had op het studentenreisproduct, omdat zij dit pas op 4 augustus 2015 had stopgezet.
De Raad concludeerde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die rechtvaardigden dat de hardheidsclausule van toepassing zou zijn. De enkele stelling van appellante dat zij door de onderwijsinstelling verkeerd was geïnformeerd, was onvoldoende om aan te tonen dat het niet tijdig stopzetten van het studentenreisproduct niet aan haar kon worden toegerekend. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak en wees de proceskosten af.