ECLI:NL:CRVB:2017:1589
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van Ziektewet-uitkering op basis van medische beoordeling en functievervulling
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de Ziektewet-uitkering van appellant, die ziekengeld ontving na zijn ziekmelding op 20 januari 2014 wegens rugklachten. De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, die het beroep van appellant ongegrond verklaarde. De rechtbank oordeelde dat de medische beoordeling door het Uwv zorgvuldig was en dat appellant in staat werd geacht om de hem voorgehouden functies te vervullen, ondanks zijn rugklachten.
De appellant had na zijn ziekmelding een beoordeling ondergaan door een verzekeringsarts, die hem belastbaar achtte met inachtneming van zijn beperkingen. Het Uwv concludeerde dat appellant niet langer in staat was zijn eigen werk te verrichten, maar dat hij wel in staat was om andere functies te vervullen, wat leidde tot de beslissing om de ZW-uitkering te beëindigen. Appellant voerde in hoger beroep aan dat zijn hernia-gerelateerde klachten en psychische problemen niet voldoende waren onderzocht door het Uwv.
De Raad oordeelt dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat er geen aanleiding is om de beoordeling van het Uwv te betwisten. De medische informatie die appellant in hoger beroep aanvoert, biedt geen nieuwe inzichten die de eerdere conclusies van het Uwv ondermijnen. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en concludeert dat het hoger beroep niet slaagt.