Uitspraak
OVERWEGINGEN
.Bij besluit van 6 oktober 2014 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van appellant gegrond verklaard en vastgesteld dat appellant met ingang van 19 oktober 2014 geen recht meer heeft op ziekengeld.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de Ziektewet (ZW)-uitkering van appellant, die ziekengeld ontving na zijn ziekmelding op 6 juni 2013 wegens psychische klachten. Appellant was werkzaam als beveiliger en ontving ziekengeld tot het Uwv op 29 april 2014 besloot dat hij met ingang van 6 juli 2014 geen recht meer had op ziekengeld, omdat hij meer dan 65% van zijn maatmaninkomen kon verdienen. Dit besluit was gebaseerd op een eerstejaars ZW-beoordeling door een verzekeringsarts, die appellant belastbaar achtte met inachtneming van beperkingen die waren vastgelegd in een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML).
Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en stelde dat hij volledig arbeidsongeschikt was. Hij overhandigde medische informatie van zijn psychiater en huisarts ter ondersteuning van zijn standpunt. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft aanvullende beperkingen aangenomen, maar het Uwv handhaafde zijn standpunt. De rechtbank verklaarde het beroep van appellant ongegrond, waarna appellant in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de medische grondslag van het bestreden besluit stand kon houden. De Raad concludeerde dat het Uwv voldoende had gemotiveerd dat de functies die aan de beoordeling ten grondslag lagen, medisch geschikt waren voor appellant. Het hoger beroep van appellant werd afgewezen en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd. De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.