ECLI:NL:CRVB:2017:1581

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
20 april 2017
Publicatiedatum
24 april 2017
Zaaknummer
16/6029 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • K.J. Kraan
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om bevordering naar de functie van senior GGP na beoordeling onder de norm

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant, een politieambtenaar, tegen de afwijzing van zijn verzoek om bevordering naar de functie van senior GGP. De Centrale Raad van Beroep heeft op 20 april 2017 uitspraak gedaan. De korpschef had het verzoek afgewezen op basis van een beoordeling waarin appellant één D-score tekortkwam in de kolom professionaliteit. De Raad oordeelt dat de korpschef de bevoegdheid had om het begrip 'boven de norm' nader in te vullen en dat deze invulling binnen de grenzen van een redelijke beleidsbepaling is gebleven. De beoordeling voldeed niet aan de criteria voor een beoordeling 'boven de norm', omdat appellant niet voldeed aan de vereisten zoals vastgelegd in het loopbaanbeleid voor de politie. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank, die het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond had verklaard. De Raad concludeert dat het hoger beroep niet slaagt en dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

16/6029 AW
Datum uitspraak: 20 april 2017
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank [eenheid] van
9 augustus 2016, 15/3225 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
de korpschef van politie (korpschef)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. N.D. Dane, advocaat, hoger beroep ingesteld.
De korpschef heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 maart 2017. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Dane. De korpschef is - zonder bericht - niet verschenen.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellant is als politieambtenaar aangesteld, laatstelijk - met ingang van 1 augustus
2009 - in de functie van generalist Gebiedsgebonden Politie (GGP) bij de voormalige politieregio [regio], thans Eenheid [eenheid].
1.2.
Als uitwerking van het Akkoord Arbeidsvoorwaarden sector politie 2005-2007 is op
1 november 2010 de circulaire Harmonisatie arbeidsvoorwaarden politie tweede tranche (Stcrt. 2010, 19782; circulaire) in werking getreden. Een van de te harmoniseren onderwerpen is het in de bijlage 6 van de circulaire opgenomen ‘Loopbaanbeleid van assistent A tot en met senior in de GGP’. Dit loopbaanbeleid is de vastlegging van de binnen de politie gemaakte collectieve afspraken over de mogelijkheden tot doorstroming (bevordering) van ambtenaren binnen de GGP naar een volgend niveau of volgende functie. Voor de stap van generalist GGP (schaal 7) naar senior GGP (schaal 8) is als vereiste gesteld dat sprake is van ‘vakmanschap blijkend uit een recente beoordeling boven de norm met daarin opgenomen verwachte geschiktheid voor senior GGP’. Vermeld is dat het loopbaanbeleid vanaf
1 november 2010 geldt voor alle medewerkers bij de Nederlandse Politie, dat de Raad van korpschefs i.o. zich aan de circulaire heeft geconformeerd en dat het bevoegd gezag deze circulaire dient te volgen, tenzij een zwaarwegend dienstbelang zich daartegen verzet. Het loopbaanbeleid voor bevordering van schaal 7 naar schaal 8 is met ingang van 1 januari 2013 beëindigd.
1.3.
In april 2013 zijn door de Adviescommissie Loopbaanbeleid GGP van het Centraal Georganiseerd Overleg Politie (CGOP) nadere uitvoeringsafspraken vastgelegd. Daarin is, voor zover hier van belang, het volgende vastgelegd: “De aanvraagdatum voor doorstroom in het kader van HAP II moet op uiterlijk 31 december 2012 liggen. Nieuwe aanvragen ná
31 december 2012 worden niet meer in behandeling genomen. (…) Het beleid is medio 2010 afgesproken en 1 november 2010 van kracht geworden. De laatste datum is bepalend voor de beslissing. Een beoordeling van dat moment (of niet ouder dan 2 jaar) is hierin leidend.”
1.4.
Nadat binnen de Eenheid [eenheid] aanvankelijk verzoeken om bevordering wegens zwaarwegend dienstbelang werden afgewezen, is op 7 februari 2013 in een overleg van het CGOP besloten dat alle voor 1 januari 2013 ingediende aanvragen (opnieuw) in behandeling worden genomen conform de circulaire. Voorts zijn met de ondernemingsraad nadere afspraken vastgesteld ter uitwerking van het vereiste van een beoordeling boven de norm en vastgelegd in een beleidsdocument van 26 november 2013 (beleidsdocument). Dit luidt, voor zover hier van belang, als volgt: “Het vakmanschap moet worden aangetoond door middel van een recente beoordeling boven de norm. De beoordeling moet zijn opgemaakt tussen
1 november 2008 en 1 januari 2013. Een dergelijke beoordeling mag geen A en/of B-score bevatten en moet ten minste 5 D-scores laten zien waarvan 2 D-scores in de kolom Professionaliteit, 2 D-scores in de kolom Persoonlijke omgang en Sensitiviteit en 1 D-score in de kolom Resultaten. De beoordeling gaat over de GGP ervaring en heeft plaatsgevonden in het tijdvak 1-11-2010 tot en met 31-12-2012 (einde regeling).”
1.5.
In een beoordeling van 20 december 2012 is het functioneren van appellant over de periode van 12 oktober 2011 tot en met 15 november 2012 beoordeeld met onder meer vijf
D-scores, waarvan één in de kolom Professionaliteit, drie in de kolom Persoonlijke Omgang en Sensitiviteit en één in de kolom Resultaten. De beoordeling bevat geen A of B-scores. Appellant heeft daartegen geen rechtsmiddelen aangewend.
1.6.
Bij besluit van 9 januari 2013 heeft de korpschef het verzoek van appellant om bevordering naar de functie van senior GGP afgewezen. Appellant heeft tegen dat besluit bezwaar gemaakt. De leidinggevende van appellant heeft op 4 maart 2013 een negatief advies gegeven in verband met het bezwaar en het verzoek om bevordering. Bij aanvullend besluit van 19 maart 2014 heeft de korpschef de afwijzing van het verzoek om bevordering getoetst aan het beleid zoals dat is vastgesteld in het beleidsdocument en de afwijzing gehandhaafd.
1.7.
De korpschef heeft bij besluit van 16 april 2015 (bestreden besluit) het bezwaar van appellant tegen het besluit van 9 januari 2013, zoals aangevuld bij het besluit van 19 maart 2014, ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank, voor zover thans van belang, het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellant stelt zich op het standpunt dat hij C-scores heeft gekregen voor competenties waarvoor een generalist met minder dienstjaren misschien D-scores toegekend zou hebben gekregen, omdat de beoordelaar in de beoordeling de waardering van de competenties heeft afgezet tegen de ervaring en de dienstjaren van appellant. Bij andere wijkteams zijn dergelijke afwegingen niet gemaakt. Zijn functioneren rechtvaardigde daarom meer D-scores. In de beoordeling heeft appellant berust, omdat hij de relatie met de dienstleiding niet onder druk wilde zetten. Ter ondersteuning van zijn standpunt heeft appellant verklaringen overgelegd van 3 april 2014 van G, beoordelaar, en van 10 april 2015 van V, informant bij de beoordeling. Appellant stelt dat als gevolg van een en ander hem ten onrechte bevordering naar senior GGP is onthouden.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Met de rechtbank is de Raad van oordeel dat aan de korpschef de bevoegdheid toekwam een nadere invulling te geven aan het begrip ‘boven de norm’ en dat de korpschef met de door hem gegeven invulling, zoals onder 1.4 weergegeven, binnen de grenzen van een redelijke beleidsbepaling is gebleven. Vergelijk de uitspraken van 30 juli 2015 (ECLI:NL:CRVB:2015:2551, en ECLI:NL:CRVB:2015:2552). Niet van belang is dat de korpschef wellicht ook tot een andere invulling had kunnen komen.
4.2.
De verklaringen van G en V bevestigen dat in de beoordelingen binnen het wijkteam de waardering die werd verbonden aan het functioneren van de hoofdagenten werd afgezet tegen de ervaringsjaren; dit is ook vermeld in de beoordeling van 20 december 2012. Uit de verklaring van V blijkt dat de wijze van beoordelen destijds bij het wijkteam als een goede, reële en duidelijke manier werd gezien, maar dat als hij op de hoogte was geweest van het feit dat bij andere wijkteams D-beoordelingen dermate makkelijk zijn gegeven, hij met zekerheid meer D-beoordelingen had gegeven, ook in het geval van appellant. Uit de verklaring van G blijkt dat deze na het beoordelingsgesprek, op een later moment, een aantal onderwerpen van de beoordeling nogmaals met appellant heeft besproken en op basis van argumenten van appellant de beoordeling op een aantal onderdelen heeft aangepast. Ook dat is opgetekend in het beoordelingsformulier.
4.3.
Wat er ook zij van deze wijze van beoordelen en hoezeer appellant naar tevredenheid van de dienstleiding functioneerde en zijn functioneren misschien ook met meer D-scores had kunnen worden gewaardeerd, de Raad kan niet anders vaststellen dan dat de beoordeling - nu appellant daartegen geen rechtsmiddelen heeft aangewend - in rechte onaantastbaar is. De beoordeling voldoet niet aan de criteria voor een beoordeling ‘boven de norm’, nu appellant één D-score tekortkomt in de kolom professionaliteit. Dat betekent dat het verzoek om bevordering naar de functie van senior GGP terecht is afgewezen.
4.4.
Uit 4.1 tot en met 4.3 volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten, moet worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak voor zover aangevochten.
Deze uitspraak is gedaan door K.J. Kraan, in tegenwoordigheid van W.A.M. Ebbinge als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 20 april 2017.
(getekend) K.J. Kraan
(getekend) W.A.M. Ebbinge

HD