ECLI:NL:CRVB:2017:1560
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het recht op ziekengeld na eerstejaars ZW-beoordeling en geschiktheid voor arbeid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 april 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellant, die ziek was geworden door lage rugklachten, ontving ziekengeld op basis van de Ziektewet (ZW). Na een eerstejaars ZW-beoordeling door een verzekeringsarts, werd vastgesteld dat hij meer dan 65% van zijn maatmaninkomen kon verdienen, wat leidde tot de conclusie dat hij geen recht meer had op ziekengeld. De appellant was het niet eens met deze beslissing en stelde dat het Uwv in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel had gehandeld, en dat zijn medische klachten onvoldoende waren meegenomen in de beoordeling.
De Raad heeft de argumenten van de appellant overwogen, waaronder de medische informatie die hij had ingediend ter ondersteuning van zijn standpunt. De Raad concludeerde dat het Uwv zorgvuldig had gehandeld en dat de medische beoordeling van de appellant correct was uitgevoerd. De Raad bevestigde dat de verzekeringsarts rekening had gehouden met de medische informatie en dat de beperkingen die waren vastgesteld in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) adequaat waren. De Raad oordeelde dat de appellant niet meer recht had op ziekengeld, omdat hij in staat werd geacht om meer dan 65% van zijn maatmaninkomen te verdienen.
De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 21 april 2017.