ECLI:NL:CRVB:2017:1531

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
20 april 2017
Publicatiedatum
20 april 2017
Zaaknummer
15/4012 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • K.J. Kraan
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake weigering bevordering politieambtenaar en beoordeling competenties

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de korpschef van politie tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de korpschef onterecht had geweigerd om betrokkene, een politieambtenaar, te bevorderen naar de functie van senior [functie]. De rechtbank oordeelde dat de beoordeling van betrokkene niet voldeed aan de norm van 'boven de norm', zoals vastgesteld in het loopbaanbeleid van de politie. De korpschef had de beoordeling van betrokkene gewijzigd, maar de rechtbank oordeelde dat deze wijziging niet in lijn was met eerdere functioneringsverslagen. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de korpschef de bevoegdheid had om de beoordeling aan te passen en dat de norm van 80% uitstekende scores redelijk was. De Raad concludeert dat betrokkene niet aannemelijk heeft gemaakt dat de scores in de beoordeling onhoudbaar zijn. Het hoger beroep van de korpschef slaagt, terwijl het hoger beroep van betrokkene niet slaagt. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd en het beroep tegen het besluit van 2 juni 2014 wordt ongegrond verklaard.

Uitspraak

15/4012 AW, 15/4437 AW
Datum uitspraak: 20 april 2017
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van
19 mei 2015, 14/4568 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
de korpschef van politie (korpschef)
[betrokkene] te [woonplaats] (betrokkene)
PROCESVERLOOP
De korpschef heeft hoger beroep ingesteld.
Namens betrokkene heeft mr. M.J.M. van den Berg hoger beroep ingesteld.
Beide partijen hebben een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 maart 2017. Betrokkene is niet verschenen. De korpschef heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. drs. M.J.M. Suijs.

OVERWEGINGEN

1.1.
Betrokkene is als politieambtenaar aangesteld, laatstelijk bij de voormalige regiopolitie [regio 1], thans de [regio 2], in de functie van [functie].
1.2. Als uitwerking van het Akkoord Arbeidsvoorwaarden sector politie 2005-2007 hebben de Minister van Veiligheid en Justitie en de politievakorganisaties op 9 september 2010 overeenstemming bereikt over de tweede tranche van de landelijk te harmoniseren arbeidsvoorwaarden politie (HAP II). Deze afspraken zijn vastgelegd in de op 1 november 2010 in werking getreden circulaire Harmonisatie arbeidsvoorwaarden politie tweede tranche (Stcrt. 2010, 19782; circulaire).
1.3.
Een onderdeel van de harmonisatieafspraken is het in bijlage 6 van de circulaire opgenomen ‘Loopbaanbeleid van assistent A tot en met senior in de [functie]’. In die bijlage zijn de afspraken vastgelegd over de mogelijkheden tot doorstroming (beoordeling) van ambtenaren binnen de [functie] naar een volgend niveau of volgende functie. Voor de beoordeling van [functie] (schaal 7) naar senior [functie] (schaal 8) is als vereiste gesteld dat sprake is van ‘vakmanschap blijkend uit een recente beoordeling boven de norm met daarin opgenomen verwachte geschiktheid voor senior [functie]’. Vermeld is dat het loopbaanbeleid vanaf 1 november 2010 geldt voor alle medewerkers bij de Nederlandse Politie, dat de Raad van korpschefs i.o. zich aan de circulaire heeft geconformeerd en dat het bevoegd gezag deze circulaire dient te volgen, tenzij een zwaarwegend dienstbelang zich daartegen verzet.
1.4.
Bij de voormalige regiopolitie [regio 1] is het criterium van een beoordeling ‘boven de norm’ zodanig ingevuld dat 80% van de beoordeelde competenties de score uitstekend (4) moeten hebben. De bevordering is bedoeld voor politieambtenaren die bovenmatig functioneren. Daarbij is aansluiting gezocht bij het beleid ten aanzien van het bevorderen bij excellerend presteren. Een medewerker kon op basis van dit beleid eerder bevorderd worden indien zijn functioneren als uitmuntend en voortreffelijk te kwalificeren was. In het Regionaal Management Team van het voormalige korps [regio 1] is de norm van 80% uitstekend na overleg met de ondernemingsraad vastgesteld. Er is voor een percentage gekozen, omdat meerdere functies met een verschillend aantal competenties op grond van het loopbaanbeleid HAP II voor bevordering in aanmerking kwamen.
1.5.
Betrokkene heeft verzocht om een beoordeling teneinde in aanmerking te komen voor bevordering naar de functie van senior [functie], schaal 8. Naar aanleiding van dit verzoek is op 13 september 2013 een conceptbeoordeling opgesteld. In die beoordeling zijn negen competenties betrokken. De beoordelaar heeft het functioneren van betrokkene op elk van de competenties beschreven, resulterend in een eindscore per competentie. Aan de competenties integriteit en eigenstandigheid is een score 3 toegekend. Aan de competenties professionaliteit/vakmanschap, klantgerichtheid, collegialiteit, inlevingsvermogen, mondeling communiceren, organiseren van het werk en samenwerken is een score 4 toegekend. Blijkens het beoordelingsformulier zijn er vier mogelijke scores: 1=onvoldoende, 2=matig, 3=voldoende en 4=uitstekend. De beoordeling bevat een potentieelbeoordeling waarin is opgenomen dat betrokkene zeker in aanmerking komt voor bevordering. Hij is in staat om de taak van senior/wijkagent nu te vervullen.
1.6.
Op 27 november 2013 heeft de districtschef de beoordeling vastgesteld. Uit de bij de beoordeling behorende bijlage van 26 november 2013 blijkt dat de districtschef, overeenkomstig zijn voornemen hiertoe, de door de beoordelaar opgemaakte conceptbeoordeling met toepassing van artikel 7, zevende lid, van het Beoordelingsreglement 2005 heeft gewijzigd. Daaraan ligt ten grondslag dat de conceptbeoordeling niet in lijn is met een eerder opgemaakt verslag van een functioneringsgesprek van 8 juli 2013 over grotendeels dezelfde periode. De beoordeling op de competenties professionaliteit/vakmanschap en organiseren van het werk (gewaardeerd met score 4) is bijgesteld naar de eerder in het functioneringsverslag vastgestelde score 3, zodat vijf competenties zijn beoordeeld met een score 4 en vier competenties zijn beoordeeld met een score 3.
1.7.
Bij besluit van 16 december 2013 heeft de korpschef afwijzend beslist op het verzoek om bevordering. Daaraan is ten grondslag gelegd dat de beoordeling niet voldoet aan de norm van ‘80% uitstekend’.
1.8.
Bij besluit van 2 juni 2014 (bestreden besluit) heeft de korpschef de bezwaren tegen het besluiten van 27 november 2013 en 16 december 2013 ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank - met bepalingen over griffierecht en proceskosten - het beroep ongegrond verklaard, voor zover dat gericht is tegen de handhaving van het besluit van 27 november 2013, het beroep gegrond verklaard voor zover dat gericht is tegen de handhaving van het besluit van 16 december 2013, het bestreden besluit in zoverre vernietigd, het bezwaar tegen het besluit van 19 december 2013 gegrond verklaard, het besluit van 19 december 2013 herroepen en de korpschef opgedragen betrokkene te bevorderen naar de functie van Senior [functie] met ingang van de datum waarop hij aan alle voorwaarden voldeed.
2.1.
Aan het oordeel van de rechtbank over de functioneringsverslagen van 8 november 2012,
en 8 juli 2013 en de vastgestelde beoordeling van 26 november 2013 ligt ten grondslag dat deze zien op dezelfde beoordelingsperiode. Op grond van artikel 7, zevende lid, van het Beoordelingsreglement 2005 was de districtschef bevoegd de conceptbeoordeling van
13 september 2013 te wijzigen en in overeenstemming te brengen met de bevindingen van het functioneringsgesprek van 8 juli 2013. Van deze bevoegdheid heeft de korpschef in redelijkheid gebruik kunnen maken.
2.2.
Aan het oordeel van de rechtbank over de bevordering naar de functie van senior [functie] ligt het volgende ten grondslag. De korpschef heeft de grenzen van zijn beoordelingsruimte overschreden met de invulling van het criterium ‘boven de norm’. Nu niet in geschil is dat de norm ‘voldoende’ (3) is, kan een beoordeling met een eindscore hoger dan voldoende in redelijkheid niet anders worden aangemerkt dan als een beoordeling ‘boven de norm’. Het functioneren van betrokkene is op alle negen beoordeelde competenties ten minste voldoende en op meer dan de helft van de competenties ‘boven de norm’, zodat betrokkene voldeed aan alle voorwaarden voor bevordering naar de functie van Senior [functie].
3.1.
Het hoger beroep van de korpschef richt zich tegen het oordeel van de rechtbank dat een onjuiste invulling is gegeven aan het criterium ‘boven de norm’.
3.2.
Het hoger beroep van betrokkene richt zich tegen het oordeel van de rechtbank dat het functioneringsgesprek van 8 juli 2013 ziet op hetzelfde tijdvak als de beoordeling van
26 november 2013 en dat de toelichting van de leidinggevende geen reden vormde om van wijziging van de door de leidinggevende gegeven scores af te zien.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Onder verwijzing naar de uitspraken van 30 juli 2015 (ECLI:NL:CRVB:2015:2551 en ECLI:NL:CRVB:2015:2552) en 19 mei 2016 (ECLI:NL:CRVB:2016:1850) is de Raad van oordeel dat de beheerders van de voormalige politiekorpsen de bevoegdheid toekwam een nadere invulling te geven aan het begrip ‘boven de norm’ en dat de in dit geval daaraan gegeven invulling in de vorm van een rekenkundige norm – ten minste 80% van de competenties met de score uitstekend (4) - binnen de grenzen van een redelijke beleidsbepaling is gebleven. Hieruit volgt dat het hoger beroep van de korpschef slaagt.
4.2.
Ten aanzien van de wijziging van de beoordeling volgt de Raad het oordeel van de rechtbank en de daaraan ten grondslag gelegde overwegingen. Hieraan wordt nog het volgende toegevoegd. Vanwege de korte tijd tussen het functioneringsverslag van 8 juli 2013 en de conceptbeoordeling van 13 september 2013 kon de districtschef in dit geval in redelijkheid de conceptbeoordeling wijzigen en de scores in overeenstemming brengen met de eerdere bevindingen over dezelfde periode. De toelichting van de leidinggevende van betrokkene dat als hij op de hoogte was geweest van het belang van de scores, het functioneringsgesprek van 8 juli 2013 er anders uit had gezien leidt niet tot een ander oordeel. Gelet op punt 3 van de Regeling functioneringsgesprekken lopen functioneringsgesprekken en formele beoordelingen qua inhoud parallel, met andere woorden, een formele boordeling kan inhoudelijk niet haaks staan op dat wat in de functioneringsgesprekken naar voren is gebracht. Overigens, ook indien wel van de door de beoordelaar op 13 september 2013 opgemaakte conceptbeoordeling zou moeten worden uitgegaan (zeven keer score 4 en twee keer score 3), zou niet aan het criterium 80% uitstekend zijn voldaan. Betrokkene heeft verder niet aannemelijk gemaakt dat de scores in de vastgestelde beoordeling onhoudbaar zijn en dat aan alle negen competenties score 4 (uitstekend) had moeten worden toegekend. Hieruit volgt dat het hoger beroep van betrokkene niet slaagt.
4.3.
De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende wat de rechtbank zou behoren te doen, zal de Raad het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaren.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart het beroep tegen het besluit van 2 juni 2014 ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door K.J. Kraan, in tegenwoordigheid van W.A.M. Ebbinge als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 20 april 2017.
(getekend) K.J. Kraan
(getekend) W.A.M. Ebbinge

IJ