ECLI:NL:CRVB:2017:1425

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
13 april 2017
Publicatiedatum
13 april 2017
Zaaknummer
16/6076 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aansprakelijkheid voor schade door onzorgvuldig handelen van het college met betrekking tot pensioenaanspraken

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 april 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De appellant, die in dienst was bij het college van dijkgraaf en hoogheemraden van het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden, stelde dat hij schade had geleden door onzorgvuldig handelen van het college met betrekking tot zijn pensioenaanspraken. De appellant had zijn vordering gebaseerd op het feit dat het college jarenlang onjuiste informatie had verstrekt aan het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds (ABP), waardoor hij een lager ouderdomspensioen ontving dan verwacht. Het college had de aansprakelijkheid voor deze schade afgewezen, wat leidde tot het indienen van een hoger beroep door de appellant.

De Raad oordeelde dat de schadeoorzaak, die door de appellant was aangevoerd, betrekking had op een handeling die na 1996 had plaatsgevonden en die privaatrechtelijk van aard was. De Raad bevestigde dat de kwestie die partijen verdeeld hield, uitsluitend bij de burgerlijke rechter aanhangig kon worden gemaakt. De rechtbank had eerder geoordeeld dat het bestreden besluit van het college niet in stand kon blijven, maar de Raad kwam tot de conclusie dat het hoger beroep van de appellant niet slaagde. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.

De uitspraak benadrukt het belang van correcte informatieverstrekking door overheidsinstanties en de gevolgen die dit kan hebben voor de pensioenaanspraken van ambtenaren. De Raad heeft de zaak afgesloten door te bevestigen dat de appellant zijn vordering bij de burgerlijke rechter moet indienen, aangezien de aangevoerde schadeoorzaak niet onder de bestuursrechtelijke bevoegdheid van de Centrale Raad van Beroep valt.

Uitspraak

16/6076 AW
Datum uitspraak: 13 april 2017
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 26 augustus 2016, 15/6061 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van dijkgraaf en hoogheemraden van het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden (college)
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Namens het college heeft mr. M.J. Kolijn-van de Merwe, advocaat, een verweerschrift ingediend.
Appellant heeft een nader stuk ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 maart 2017. Appellant is verschenen samen met zijn partner [naam partner]. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. Kolijn-van de Merwe.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellant was vanaf 18 februari 1982 tot 1 april 1998 in dienst bij (de rechtsvoorganger van) het college.
1.2.
Bij besluit van 8 juni 1994 heeft het college appellant met ingang van 1 oktober 1994 ontslag verleend. Bij besluit van 22 april 1998 is dit ontslagbesluit ingetrokken naar aanleiding van een uitspraak van de rechtbank Utrecht.
1.3.
Appellant is met ingang van 1 april 1998 eervol ontslag verleend. Vanaf die datum heeft appellant een wachtgelduitkering ontvangen, naast het al eerder aan hem toegekende invaliditeitspensioen in verband met gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid.
1.4.
Appellant ontvangt vanaf 1 januari 2011 ouderdomspensioen van het ABP.
1.5.
Appellant heeft een civiele procedure gevoerd tegen het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds (ABP) over zijn pensioenrechten. Het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch heeft op 26 augustus 2014, ECLI:NL:GHSHE:2014:2997, een arrest gewezen.
1.6.
Bij brieven van 30 december 2014 en 5 februari 2015 heeft appellant het college aansprakelijk gesteld voor schade wegens onzorgvuldig handelen. Appellant heeft gesteld dat hij schade heeft geleden als gevolg van het feit dat het college ieder jaar vanaf 1998 aan het ABP heeft opgegeven dat appellant een actieve werknemer was. Appellant heeft steeds pensioenoverzichten ontvangen die niet waren gebaseerd op zijn wachtgelduitkering, maar op zijn situatie als actieve werknemer. Appellant ontvangt hierdoor een lager ouderdomspensioen dan hij had verwacht. De gestelde schade bestaat uit pensioenschade, hypotheekschade en kosten van rechtsbijstand.
1.7.
Op 18 februari 2015 heeft het college elke vorm van aansprakelijkheid ten aanzien van welke schade dan ook afgewezen. Bij besluit van 21 oktober 2015 (bestreden besluit) heeft het college het hiertegen gerichte bezwaar ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank - met bepalingen over de vergoeding van proceskosten en het griffierecht - het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd, het bezwaar tegen het bestreden besluit niet-ontvankelijk verklaard en bepaald dat de uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit. De rechtbank is van oordeel dat over de kwestie die partijen verdeeld houdt uitsluitend een vordering bij de burgerlijke rechter kan worden ingesteld.
3. Appellant heeft zich in hoger beroep op de hierna te bespreken gronden tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Appellant heeft aangevoerd dat de schade is veroorzaakt door een beslissing van het ABP van 16 september 1994, die is gebaseerd op foutieve informatie van het college. De Raad zal zich hier niet over uitlaten, omdat dit de omvang van het geding te buiten gaat. Het geding wordt begrensd door de reikwijdte van het bestreden besluit. In het bestreden besluit heeft het college de beslissing van 16 september 1994 niet betrokken, omdat appellant deze beslissing destijds niet als schadeoorzaak naar voren heeft gebracht. Anders dan appellant stelt, blijkt niet uit de stukken dat hij de beslissing van 16 september 1994 toen wel als oorzaak van de schade heeft genoemd. In het bezwaarschrift en het verslag van de hoorzitting in bezwaar valt juist te lezen dat appellant herhaaldelijk heeft benadrukt dat de kern van het geschil is dat het ABP de brief van het college aan het ABP van 17 augustus 1998 niet heeft ontvangen, waardoor appellant niet is geïnformeerd over de mogelijkheid om premie bij te storten.
4.2.
Met ingang van 1 januari 1996 is het ABP geprivatiseerd. De door appellant gestelde schadeoorzaak betreft een na 1996 gelegen handeling (nalaten) van het college - het niet (juist) informeren van het ABP - in verband met de pensioenaanspraken van appellant als overheidswerknemer in de zin van de Wet Privatisering ABP (WPA). In artikel 4, eerste lid, van de WPA is bepaald dat die aanspraken worden neergelegd in een overeenkomst naar burgerlijk recht. Naar vaste rechtspraak (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 15 april 2004, ECLI:NL:CRVB:2004:AO8396) is de uitvoering van de op basis van artikel 4 van de WPA gesloten pensioenovereenkomst privaatrechtelijk van aard. De door appellant bij het college naar voren gebrachte schadeoorzaak betreft een handeling in het kader van de uitvoering van de pensioenovereenkomst en is dus privaatrechtelijk van aard. De beslissing van het college hierover is geen besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank heeft met juistheid overwogen dat dit meebrengt dat ter zake van de kwestie die partijen verdeeld houdt, uitsluitend een vordering bij de burgerlijke rechter kan worden ingesteld.
4.3.
Uit 4.1 tot en met 4.2 volgt dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door C.H. Bangma, in tegenwoordigheid van L.L. van den IJssel als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 13 april 2017.
(getekend) C.H. Bangma
(getekend) L.L. van den IJssel

IJ