Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (rolnr./zaaknr. 529256 CV EXPL 13-4734)
2.Het geding in hoger beroep
3.De gronden van het hoger beroep
4.De beoordeling
In aansluiting op de contacten die ik met u en de heer [vertegenwoordiger ABP 2] van uw organisatie mocht hebben, treft u bijgevoegd aan de stukken die betrekking hebben op het herstel van het dienstverband met de heer [appellant] en het nieuwe ontslagbesluit.
eerste griefkomt [appellant] onder meer op tegen de overweging van de kantonrechter dat de vordering van [appellant] in de kern is gebaseerd op zijn stelling dat ABP de brief van zijn voormalige werkgever van 17 augustus 1998 onjuist heeft ‘toegepast’. In zijn toelichting op deze grief geeft [appellant] aan in eerste aanleg inderdaad te hebben gesteld dat ABP de bewuste brief moet hebben ontvangen en onjuist heeft toegepast. Dit was echter niet de kern van zijn vordering. De vordering is, zo stelt [appellant], gebaseerd op de aanspraak die hij stelt te hebben op een hogere jaarlijkse pensioenuitkering, omdat hij erop mocht vertrouwen dat de pensioenoverzichten van ABP in de jaren 1999 tot en met 2010 correct waren.
derde griefheeft de kantonrechter ten onrechte overwogen:
vijfde griefis gericht tegen de volgende overweging van de kantonrechter:
eerste, tweede en vierde griefen die in hoger beroep, zoals in rechtsoverweging 4.4 aangegeven, de grondslag vormt van de vordering van [appellant] tegen ABP. Het hof zal thans de vordering op basis van deze grondslag bespreken.
“Te bereiken pensioen”opgenomen de volgende passage:
zesde griefgeen zelfstandige betekenis en behoeft deze geen afzonderlijke bespreking.