ECLI:NL:CRVB:2017:1422

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
13 april 2017
Publicatiedatum
13 april 2017
Zaaknummer
16/3 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • N.J. van Vulpen-Grootjans
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning en overgang naar LFNP-functie van Assistent Intake & Service B in het domein Uitvoering

In deze zaak gaat het om de toekenning van en overgang naar de LFNP-functie van Assistent Intake & Service B, in het domein Uitvoering en het vakgebied Intake & Service (schaal 5). Appellante, vertegenwoordigd door S.A.J.T. Hoogendoorn, heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 15 december 2015 het beroep tegen het bestreden besluit van de korpschef ongegrond verklaarde. De korpschef heeft in zijn verweerschrift gesteld dat de uitgangspositie van appellante voor haar toekomstige functie is vastgesteld op Centralist A (schaal 5), wat in rechte vaststaat. Appellante heeft betoogd dat de keuze voor het vakgebied Intake & Service onhoudbaar is en dat zij had moeten worden gematcht aan de LFNP-functie Generalist Meldkamer (schaal 7). De Raad heeft echter geoordeeld dat appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat de matching niet overeenkomstig de Regeling is geschied. De Raad heeft eerder in uitspraken geoordeeld dat het aan de betrokken politieambtenaar is om aan te tonen dat de matching niet correct is uitgevoerd. De Raad heeft geconcludeerd dat de keuze voor het vakgebied Intake & Service niet onhoudbaar is en dat het beroep op het gelijkheidsbeginsel niet slaagt, omdat er geen sprake is van identieke werkzaamheden en functiebeschrijvingen in andere korpsen. De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak en verklaart het hoger beroep ongegrond.

Uitspraak

16/3 AW
Datum uitspraak: 13 april 2017
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van
15 december 2015, 14/7483 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de korpschef van politie (korpschef)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft S.A.J.T. Hoogendoorn, hoger beroep ingesteld.
De korpschef heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 maart 2017. Appellante is vertegenwoordigd door Hoogendoorn. De korpschef heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. F.A.M. Bot en F.J.H. Gunther.

OVERWEGINGEN

1.1.
Voor het kader en de regelgeving van dit hoger beroep verwijst de Raad naar zijn uitspraken van 1 juni 2015 (ECLI:NL:CRVB:2015:1550 en ECLI:NL:CRVB:2015:1663).
1.2.
De korpschef heeft de uitgangspositie van appellante voor haar toekomstige functie in het kader van het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie (LFNP) bepaald op Centralist A (schaal 5). Dit besluit staat in rechte vast.
1.3.
Op 16 december 2013 heeft de korpschef ten aanzien van appellante besloten per peildatum 31 december 2011 tot toekenning van en overgang naar de LFNP-functie van Assistent Intake & Service B, in het domein Uitvoering en het vakgebied Intake & Service (schaal 5).
1.4.
Bij besluit van 25 juni 2014 (bestreden besluit) is het hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellante heeft in hoger beroep de juistheid van de aangevallen uitspraak op de hierna te bespreken gronden bestreden.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
Ten aanzien van de procedure
4.1.
Het verweerschrift in beroep is ingediend namens de korpschef door zijn gemachtigde mr. P. Geraedts, die ook ter zitting van de rechtbank aanwezig was. Er is geen enkele aanleiding om te veronderstellen dat, zoals appellante meent, de handtekening onder het verweerschrift niet van deze gemachtigde zou zijn. Het beroep van appellante op de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ECLI:NL:RVS:2014:4129) treft geen doel, nu in die uitspraak sprake was van een verweerschrift dat niet was ondertekend.
4.2.
Het betoog van appellante dat de rechtbank de in het dossier ontbrekende nadere gronden van bezwaar had moeten opvragen, slaagt niet. Ter zitting van de rechtbank is namens de korpschef verklaard dat - behoudens het bezwaarschrift van 3 januari 2014 - waarschijnlijk geen nadere gronden zijn ingediend. Gemachtigde van appellante heeft verklaard niet te weten of er nadere gronden zijn ingediend. Appellante heeft ook in hoger beroep niet onderbouwd dat zij naast het bezwaarschift van 3 januari 2014 nog meer stukken heeft ingediend. Onder deze omstandigheden was de rechtbank niet gehouden bij de korpschef nadere gronden van bezwaar op te vragen.
Ten aanzien van de inhoud
4.3.
Appellante heeft allereerst aangevoerd dat aan het bestreden besluit een motiveringsgebrek kleeft, omdat de bijlage bij de Regeling overgang naar een LFNP functie (Regeling), de transponeringstabel, is opgevat als een algemeen verbindend voorschrift, en dat de rechtbank dit gebrek ten onrechte heeft gepasseerd met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht. Appellante wordt in dit standpunt niet gevolgd. De rechtsvragen die met dit betoog worden opgeworpen, heeft de Raad reeds beantwoord in zijn uitspraken van 24 december 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:4804, en 3 maart 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:752. De overwegingen in deze uitspraken, waarbij de Raad blijft, zijn ook in dit geval van toepassing, zodat het betoog reeds hierom faalt.
4.4.
In zijn onder 1.1 genoemde uitspraken van 1 juni 2015 heeft de Raad verder geoordeeld dat het aan de betrokken politieambtenaar is om aannemelijk te maken dat de matching niet overeenkomstig de Regeling is geschied of dat het resultaat van de matching anderszins onhoudbaar is te achten. Het enkele feit dat een andere uitkomst ook verdedigbaar zou zijn geweest, is daarbij niet voldoende. Anders dan appellante kennelijk meent is het niet aan de korpschef om aan te tonen dat zij niet gematcht kan worden aan een functie in het vakgebied Meldkamer, of om aan te tonen dat een dubbele match niet is aangewezen. De bewijsvoeringslast rust in dit verband op appellante.
4.5.
Appellante heeft niet aannemelijk gemaakt dat de matching niet overeenkomstig de Regeling is geschied. Haar stelling dat bij de matching niet de door de Regeling dwingend voorgeschreven volgorde is gehanteerd, vindt geen steun in het functievergelijkingsformulier waarin de motivering van de bestreden matching is opgenomen. Volgens dit formulier is voor het domein Uitvoering als het meest vergelijkbare gekozen, omdat uit de korpsfunctie(beschrijving) blijkt dat een directe bijdrage wordt geleverd aan operationele politietaken. Blijkens het formulier is binnen dit domein vervolgens gekozen voor het vakgebied Intake & Service, omdat de taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden uit de korpsfunctie hiermee het meest vergelijkbaar is. Voor de keuze van de LFNP-functie binnen het vakgebied is in overeenstemming met de toepasselijke regelgeving de salarisschaal bepalend geacht. De beroepsgrond van appellante slaagt niet.
4.6.
Appellante heeft verder betoogd dat het resultaat van de matching onhoudbaar is te achten. Volgens appellante is ten onrechte gekozen voor het vakgebied Intake & Service, omdat haar werkzaamheden als Centralist passen bij het vakgebied Meldkamer, dat is gericht op de uitvoering van meldkameractiviteiten, en niet bij het vakgebied Intake & Service. Daarom had zij met toepassing van artikel 3, vijfde lid, van de Regeling moeten worden gematcht aan LFNP-functie Generalist Meldkamer, met bijbehorende salarisschaal 7. Immers, het enkele feit dat een functie met schaal 5 niet voorkomt in het vakgebied Meldkamer, maakt niet dat op grond daarvan dan maar gekozen kan worden voor een ander vakgebied.
4.7.
Uit bijlage 3 (naslag LFNP vakgebieden) bij de Beleidsregel Instructie organieke matching, blijkt dat het vakgebied Meldkamer bijdraagt aan de handhaving van de rechtsorde en van de openbare orde door intake voor spoedeisende hulp, door regie op en ondersteuning van de inzet van politie en/of hulpdiensten en door eventuele opschaling. Het vakgebied Intake & Service draagt bij aan de handhaving van de rechtsorde en van de openbare orde, en aan veiligheid en leefbaarheid in de samenleving door de intake van burgerverzoeken te verrichten, inzetverzoeken van collega’s te behandelen en service te verlenen door politiële administratieve ondersteuning te verrichten.
4.8.
Zoals ook blijkt uit de uitspraak van de Raad van 9 juni 2016 (ECLI:NL:CRVB:2016:2302), is het vakgebied Meldkamer onder meer gericht op het verlenen van regie en ondersteuning van de inzet van politie en/of hulpdiensten. Deze werkzaamheden komen volgens de korpschef niet voor in de korpsfunctie van appellante, waarvan het doel is het doorgeleiden van hulpvragende burgers naar de daartoe uitgeruste hulpverleningsdiensten. Ter zitting heeft de korpschef toegelicht dat de appellante in haar korpsfunctie, werkzaam op de 112-centrale, inkomende gesprekken moet prioriteren en doorgeleiden naar de juiste dienst (bepalen bestemming), waaronder de meldkamer van politie. Medewerkers van de meldkamer voeren vervolgens de regie. Het verschil in verantwoordelijkheid komt ook tot uiting in het (verschil in) schaalniveau. Mede gezien deze toelichting van de korpschef moet worden geconcludeerd dat appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat de keuze voor het vakgebied Intake & Service, dat onder meer omvat de intake van burgerverzoeken, onhoudbaar moet worden geacht.
4.9.
Ten slotte heeft appellante een beroep gedaan op het gelijkheidsbeginsel. Zij heeft daartoe aangevoerd dat in andere korpsen medewerkers met de korpsfunctie Centralist A wel zijn overgegaan naar het vakgebied Meldkamer en heeft ter onderbouwing hiervan een aantal functiebeschrijvingen van de Centralist A uit andere (voormalige) politiekorpsen overgelegd. Dit beroep slaagt niet. Hoewel de benaming van de functie overeenkomt, blijkt uit de desbetreffende korpsfunctiebeschrijvingen dat van identieke werkzaamheden, functiebeschrijving en inschaling en daarmee van een gelijke uitgangspositie geen sprake is.
4.10.
Uit 4.1 tot en met 4.9 volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door N.J. van Vulpen-Grootjans, in tegenwoordigheid van J. Tuit als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 13 april 2017.
(getekend) N.J. van Vulpen-Grootjans
(getekend) J. Tuit

SS