ECLI:NL:CRVB:2017:1386
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake gedeeltelijke toekenning bijzondere bijstand voor schulden en de toepassing van zeer dringende redenen
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland, waarin de rechtbank het beroep tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Nunspeet ongegrond heeft verklaard. Appellant ontving bijstand op basis van de Participatiewet en had een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand in de vorm van een lening voor het aflossen van schulden. Het college heeft deze aanvraag afgewezen, met als argument dat de verstrekking van bijzondere bijstand voor het aflossen van schulden niet mogelijk is volgens artikel 13 van de PW. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat er dringende redenen waren om ook bijzondere bijstand voor het restant van zijn schulden te verstrekken, omdat hij zich in een zeer slechte financiële situatie bevond en dreigende gijzeling ondervond. Hij stelde dat het college eerder had erkend dat er dringende redenen waren voor een deel van zijn schulden.
De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden van de zaak beoordeeld. De Raad concludeert dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat er zeer dringende redenen waren voor de verlening van bijzondere bijstand voor het restant van zijn schulden. De Raad wijst erop dat appellant bij het ontstaan van de schuldenlast beschikte over middelen om in de noodzakelijke kosten van het bestaan te voorzien, wat in beginsel aan bijstandsverlening in de weg staat. De Raad bevestigt dat de toekenning van bijzondere bijstand in het verleden was gebaseerd op specifieke omstandigheden die niet van toepassing zijn op de huidige situatie. Het beroep op het gelijkheidsbeginsel wordt eveneens verworpen, omdat appellant zijn stellingen niet heeft onderbouwd. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het hoger beroep af.