ECLI:NL:CRVB:2017:1374
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van appellante en de toekenning van WGA-uitkering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 31 maart 2017 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Rotterdam. Appellante, die sinds 6 juni 2011 arbeidsongeschikt is door lichamelijke klachten na een ongeval, had in eerste instantie een loongerelateerde WGA-uitkering ontvangen. Het Uwv had echter vastgesteld dat haar arbeidsongeschiktheid met ingang van 18 december 2013 minder dan 35% was, wat leidde tot het besluit dat zij de WGA-uitkering tot en met 2 januari 2016 zou ontvangen. Appellante was het niet eens met deze beslissing en stelde dat haar medische klachten door het Uwv waren onderschat.
Tijdens de zitting op 21 oktober 2016 heeft appellante haar standpunt toegelicht, bijgestaan door haar advocaat, en heeft zij verschillende medische stukken ingebracht ter ondersteuning van haar claim. De verzekeringsarts van het Uwv had eerder beperkingen vastgesteld in haar Functionele Mogelijkhedenlijst (FML), maar appellante betwistte de juistheid van deze beoordeling. De Raad heeft de medische en arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit beoordeeld en geconcludeerd dat het Uwv de juiste procedure heeft gevolgd en dat de vastgestelde belastbaarheid van appellante correct was.
De Raad heeft vastgesteld dat de verzekeringsartsen van het Uwv de relevante informatie van de behandelend sector hebben meegewogen en dat er geen aanleiding was om aan te nemen dat appellante meer beperkingen had dan in de FML was opgenomen. De Raad heeft het hoger beroep van appellante ongegrond verklaard en de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd. De proceskosten werden niet toegewezen, aangezien er geen aanleiding voor veroordeling was.