ECLI:NL:CRVB:2017:1353
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van WIA-uitkering op basis van medische beoordeling en geschiktheid voor geselecteerde functies
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 31 maart 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. Appellante, die zich op 23 juli 2012 ziek meldde vanwege psychische klachten, had op 12 april 2014 een WIA-uitkering aangevraagd. Het Uwv weigerde deze aanvraag, omdat appellante minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. De rechtbank had het beroep van appellante tegen deze beslissing ongegrond verklaard, en appellante ging in hoger beroep.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de verzekeringsartsen van het Uwv de klachten van appellante adequaat hadden beoordeeld en dat er geen aanleiding was om aan te nemen dat appellante geen benutbare mogelijkheden had. De Raad bevestigde dat de medische informatie die door de verzekeringsarts bezwaar en beroep was verzameld, voldoende was om tot een oordeel te komen. Appellante had in hoger beroep aangevoerd dat haar beperkingen niet juist waren vastgesteld en dat de rechtbank een deskundige had moeten benoemen voor onafhankelijk onderzoek. De Raad oordeelde echter dat de rechtbank terecht geen aanleiding had gezien om een deskundige te benoemen.
De Raad concludeerde dat het hoger beroep van appellante niet slaagde en bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank. Het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen, en er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door I.M.J. Hilhorst-Hagen, met L.H.J. van Haarlem als griffier.