ECLI:NL:CRVB:2017:135
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering studiefinanciering op basis van huisbezoek en rapportage
In deze zaak gaat het om de herziening en terugvordering van studiefinanciering aan appellant door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Appellant had in 2013 studiefinanciering ontvangen, maar in 2014 werd deze herzien op basis van een huisbezoek dat had plaatsgevonden. De minister concludeerde dat appellant als thuiswonende studerende moest worden aangemerkt, wat leidde tot een terugvordering van € 3.326,47 aan te veel ontvangen studiefinanciering. Appellant ging in beroep tegen deze beslissing, maar de rechtbank Gelderland verklaarde het beroep ongegrond, waarbij werd geoordeeld dat het huisbezoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de minister op de bevindingen daarvan mocht afgaan.
In hoger beroep herhaalde appellant zijn argumenten, waaronder de stelling dat de verklaring van de hoofdbewoner niet betrouwbaar was vanwege diens slechte gezondheid. De Centrale Raad van Beroep oordeelde echter dat appellant geen wezenlijke nieuwe gezichtspunten had aangedragen en onderschreef het oordeel van de rechtbank. De Raad concludeerde dat de minister voldoende feitelijke grondslag had voor de herziening van de studiefinanciering en dat de aangevallen uitspraak bevestigd werd. De Raad wees erop dat de verklaring van appellant over het ontbreken van studieboeken niet strookte met de verklaringen van zijn docenten, wat de conclusie van de minister verder ondersteunde.