ECLI:NL:CRVB:2017:1338

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
7 april 2017
Publicatiedatum
7 april 2017
Zaaknummer
16/3207 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van de partnertoeslag ingevolge de AOW vanwege het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd door de partner

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, woonachtig in Marokko, had hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de Sociale verzekeringsbank (Svb) om zijn partnertoeslag ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW) te beëindigen. De beëindiging was gebaseerd op het feit dat de partner van de appellant op 1 oktober 2015 de AOW-gerechtigde leeftijd bereikte. De Svb had op 25 juni 2015 aan de appellant medegedeeld dat de partnertoeslag per genoemde datum zou eindigen. Het bezwaar van de appellant tegen deze beslissing werd door de Svb ongegrond verklaard in een besluit van 17 september 2015. De rechtbank Amsterdam had het beroep van de appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard, waarop de appellant in hoger beroep ging.

Tijdens de zitting op 24 februari 2017 was de appellant niet aanwezig, maar de Svb werd vertegenwoordigd door mr. N. Zuidersma. De Centrale Raad van Beroep heeft de relevante wetgeving, waaronder artikelen uit de AOW, in overweging genomen. De Raad concludeerde dat de beëindiging van de toeslag correct was, aangezien de wettelijke bepalingen dwingendrechtelijk zijn en de Svb geen ruimte biedt om van deze regels af te wijken. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep van de appellant ongegrond. De uitspraak werd openbaar gedaan op 7 april 2017.

Uitspraak

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
23 maart 2016, 15/6549 (aangevallen uitspraak),
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats], Marokko (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
Datum uitspraak: 7 april 2017

PROCESVERLOOP

Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 februari 2017. Appellant is niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. N. Zuidersma.

OVERWEGINGEN

1.1.
Bij besluit van 25 juni 2015 heeft de Svb appellant medegedeeld dat de aan hem toegekende partnertoeslag ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW) met ingang van
1 oktober 2015 wordt beëindigd, omdat de partner van appellant op die datum de
AOW-gerechtigde leeftijd bereikt.
1.2.
Bij het bestreden besluit van 17 september 2015 is het bezwaar tegen het besluit van
25 juni 2015 ongegrond verklaard.
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellant heeft in hoger beroep het oordeel van de rechtbank gemotiveerd bestreden.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Tussen partijen is in geschil of de rechtbank terecht het standpunt van de Svb heeft onderschreven over de beëindiging van de toeslag per 1 oktober 2015.
4.2.
Op grond van artikel 8, vierde lid, van de AOW dient onder het in de AOW en in de tot haar uitvoering genomen besluiten genoemde ouderdomspensioen mede te worden verstaan de toeslag, voor zover niet anders is bepaald.
4.3.
Artikel 17, eerste lid, van de AOW, voor zover hier van belang, bepaalt dat het
AOW-pensioen door de Svb wordt ingetrokken, wanneer degene, aan wie het is toegekend, ingevolge het bij of krachtens deze wet bepaalde daarvoor niet of niet meer in aanmerking komt. Ingevolge het achtste lid kunnen ter uitvoering van dit artikel bij ministeriële regeling nadere voorschriften worden gegeven.
4.4.
In artikel 1 van de Regeling nadere regels inzake intrekking en herziening van het ouderdomspensioen is bepaald dat de intrekking van de aan de pensioengerechtigde toegekende toeslag plaatsvindt met ingang van de dag waarop de echtgenoot de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de AOW, heeft bereikt.
4.5.
Op grond van artikel 7a, eerste lid, onder d, van de AOW, is de pensioengerechtigde leeftijd in 2015 bepaald op 65 jaar en drie maanden.
4.6.
Nu tussen partijen niet in geschil is dat de partner van appellant op 1 oktober 2015 de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt, heeft de Svb terecht de toeslag per voornoemde datum beëindigd. De wettelijke bepaling van artikel 7a van de AOW is dwingendrechtelijk van aard, hetgeen betekent dat de Svb geen mogelijkheid wordt geboden door toepassing van beleid daarvan af te wijken.
4.7.
Uit wat hiervoor onder 4.1 tot en met 4.6 is overwogen volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak bevestigd dient te worden.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M.M. van der Kade als voorzitter, in tegenwoordigheid van J.W.L. van der Loo als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 7 april 2017.
(getekend) M.M. van der Kade
(getekend) J.W.L. van der Loo

KP