ECLI:NL:CRVB:2017:1332
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toekenning AOW-pensioen met korting wegens niet-verzekering voor de AOW
In deze zaak heeft appellant, woonachtig in Curaçao, hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de Sociale verzekeringsbank (Svb) die hem een AOW-pensioen had toegekend met een korting van 92%. Deze korting was toegepast omdat appellant niet verzekerd was voor de AOW gedurende bepaalde periodes van zijn dienstverband als lokaal aangeworven burgerpersoneel op de Nederlandse Antillen. De rechtbank Amsterdam had eerder het beroep van appellant ongegrond verklaard, waarna hij in hoger beroep ging.
Appellant betwistte dat hij niet verzekerd was voor de AOW in de periode van 1 januari 1972 tot 1 juli 1990 en voerde aan dat zijn broers, die in dezelfde positie verkeerden, wel verzekerd waren geacht. De Centrale Raad van Beroep heeft de argumenten van appellant beoordeeld en vastgesteld dat de Svb terecht had geoordeeld dat appellant niet verzekerd was voor de AOW op basis van de relevante wetgeving. De Raad concludeerde dat de wijziging van de AOW-wetgeving in 1972, die de woonfictie buiten toepassing stelde voor niet-militairen die buiten het Rijk werkten, van toepassing was op appellant.
De Raad oordeelde ook dat het beroep op het gelijkheidsbeginsel niet slaagde, omdat de Svb had aangegeven dat er een fout was gemaakt bij de toekenning van AOW-pensioenen aan de broers van appellant. De Raad bevestigde dat het bestuursorgaan niet verplicht is om een in het verleden gemaakte fout te herhalen. Uiteindelijk werd het hoger beroep van appellant afgewezen en werd de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd. Er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.