ECLI:NL:CRVB:2017:1312

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
6 april 2017
Publicatiedatum
6 april 2017
Zaaknummer
16/2522 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake overgang naar LFNP-functie en toepassing van de hardheidsclausule

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de beslissing van de korpschef van politie met betrekking tot de overgang naar een LFNP-functie. Appellant, werkzaam als Medewerker Bijzondere Wetten, heeft bezwaar gemaakt tegen de toekenning van de LFNP-functie van Senior Intake & Service, omdat hij meent dat deze functie leidt tot een verschraling van zijn taken en dat hij niet in staat is zijn opsporingstaken uit te voeren. De korpschef heeft het bezwaar ongegrond verklaard, wat appellant heeft doen besluiten om in hoger beroep te gaan. De Centrale Raad van Beroep heeft op 6 april 2017 uitspraak gedaan. De Raad oordeelt dat de korpschef zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de omstandigheden van appellant geen onbillijkheid van overwegende aard opleveren en dat er geen bijzondere situatie is die toepassing van de hardheidsclausule rechtvaardigt. De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Holland, die het beroep van appellant ongegrond had verklaard. De Raad concludeert dat de toekenning van de LFNP-functie geen gevolgen heeft voor de executieve status van appellant, die blijft aangesteld voor de uitvoering van de politietaak.

Uitspraak

16/2522 AW
Datum uitspraak: 6 april 2017
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van
1 april 2016, 14/1457 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de korpschef van politie (korpschef)
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
De korpschef heeft een verweerschrift ingediend en desgevraagd nadere stukken ingezonden.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 februari 2017. Appellant is in persoon verschenen. De korpschef heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. V. de Kruijf-Stellaard en F.J.H. Gunther.

OVERWEGINGEN

1.1.
Voor het kader en de van toepassing zijnde regelgeving betreffende dit hoger beroep verwijst de Raad naar zijn uitspraken van 1 juni 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:1550 en ECLI:NL:CRVB:2015:1663.
1.2.
De uitgangspositie van appellant voor de omzetting naar het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie (LFNP) is vastgesteld op de functie van Medewerker Bijzondere Wetten, salarisschaal 8.
1.3.
Bij besluit van 16 december 2013 heeft de korpschef ten aanzien van appellant besloten tot toekenning van en overgang naar de LFNP-functie van Senior Intake & Service, met als vakgebied Intake & Service, salarisschaal 8.
1.4.
Bij besluit van 25 juni 2014 (bestreden besluit) is het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellant heeft zich op de hierna te bespreken grond tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Appellant heeft betoogd dat in zijn geval sprake is van een bijzondere situatie die toepassing van de hardheidsclausule bedoeld in artikel 5, vierde lid, van de Regeling overgang naar een LFNP-functie (Regeling) rechtvaardigt. Hij heeft hiertoe, samengevat, het volgende aangevoerd. Als gevolg van de toekenning van en overgang naar de LFNP-functie van Senior Intake & Service is hij geconfronteerd met een verschraling van zijn taken. Bovendien mag hij in die functie zijn opsporingstaken en toezichttaken op grond van de bijzondere wetten
- de Wet wapens en munitie en de Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus - niet verrichten. De korpschef had hem daarom met toepassing van de hardheidsclausule de LFNP-functie van Operationeel Specialist A, vakgebied Operationeel Specialismen, salarisschaal 9, moeten toekennen.
4.2.
De Raad volgt appellant niet in dit betoog. De korpschef heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de door appellant naar voren gebrachte omstandigheden niet leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard en dat evenmin sprake is van een bijzondere situatie in de zin van deze bepaling.
4.2.1.
Zoals de Raad ook in de onder 1.1 genoemde uitspraak van 1 juni 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:1550, heeft overwogen, is inherent aan de (door de regelgever) bewust gekozen wijze waarop moet worden gematcht dat een politieambtenaar kan overgaan naar een LFNP-functie waarvan de inhoud afwijkt van zijn korpsfunctie. Een eventuele verschraling van het takenpakket van een betrokkene kan dan ook niet worden beschouwd als een onbedoelde onbillijke uitwerking van de Regeling. Overigens heeft het besluit tot toekenning van en overgang naar de LFNP-functie van Senior Service & Intake rechtens geen gevolgen voor de opgedragen werkzaamheden tot het moment waarop de ambtenaar in het kader van de vorming van de nationale politie wordt geplaatst of wordt aangewezen als herplaatsingskandidaat.
4.2.2.
De stelling van appellant dat hij in de functie van Senior Intake & Service niet bevoegd is zijn opsporingstaken en toezichttaken op grond van de Wet wapens en munitie en de Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus te verrichten, is onjuist. Anders dan appellant meent, heeft de toekenning van en overgang naar het LFNP-functie van Senior Service & Intake geen gevolgen voor zijn ‘executieve status’. Appellant is en blijft een ambtenaar aangesteld voor de uitvoering van de politietaak als bedoeld in artikel 2, aanhef en onder a, van de Politiewet 2012.
4.3.
Uit het voorgaande volgt dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door E.J.M. Heijs, in tegenwoordigheid van J. Tuit als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 6 april 2017.
(getekend) E.J.M. Heijs
(getekend) J. Tuit

HD