Uitspraak
1 april 2016, 14/1457 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de beslissing van de korpschef van politie met betrekking tot de overgang naar een LFNP-functie. Appellant, werkzaam als Medewerker Bijzondere Wetten, heeft bezwaar gemaakt tegen de toekenning van de LFNP-functie van Senior Intake & Service, omdat hij meent dat deze functie leidt tot een verschraling van zijn taken en dat hij niet in staat is zijn opsporingstaken uit te voeren. De korpschef heeft het bezwaar ongegrond verklaard, wat appellant heeft doen besluiten om in hoger beroep te gaan. De Centrale Raad van Beroep heeft op 6 april 2017 uitspraak gedaan. De Raad oordeelt dat de korpschef zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de omstandigheden van appellant geen onbillijkheid van overwegende aard opleveren en dat er geen bijzondere situatie is die toepassing van de hardheidsclausule rechtvaardigt. De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Holland, die het beroep van appellant ongegrond had verklaard. De Raad concludeert dat de toekenning van de LFNP-functie geen gevolgen heeft voor de executieve status van appellant, die blijft aangesteld voor de uitvoering van de politietaak.