ECLI:NL:CRVB:2017:1296
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstandsuitkering op basis van verzwegen onroerend goed in Turkije
Op 4 april 2017 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van appellante tegen het college van burgemeester en wethouders van Terneuzen. De zaak betreft de intrekking en terugvordering van bijstandsuitkering op basis van verzwegen onroerend goed in Turkije. Appellante ontving van 20 februari 2012 tot en met 31 oktober 2013 bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Na een tip over verzwegen vermogen in Turkije heeft het college onderzoek gedaan naar de rechtmatigheid van de bijstandsverlening. Appellante had een stuk grond en een woning in Turkije, waarvan de waarde volgens een taxatierapport op 79.500 Turkse lira werd geschat. Het college concludeerde dat appellante in strijd met haar inlichtingenverplichting had gehandeld door deze eigendom niet te melden, en trok de bijstand in en vorderde de kosten terug.
De rechtbank Zeeland-West-Brabant verklaarde het beroep van appellante tegen het besluit van het college ongegrond. Appellante ging in hoger beroep en voerde aan dat de taxatie onjuist was en dat de woning in slechte staat verkeerde, wat de waarde aanzienlijk verlaagde. In hoger beroep werd een nieuw taxatierapport overgelegd, waaruit bleek dat de waarde van de woning slechts ongeveer 6.000 euro was. De Raad oordeelde dat het college ten onrechte had aangenomen dat appellante geen recht op bijstand had, omdat de waarde van de woning onder de grens van het vrij te laten vermogen lag. De Raad vernietigde de eerdere uitspraak en herstelde het besluit van het college, waarbij het college werd verplicht het griffierecht te vergoeden.