ECLI:NL:CRVB:2017:1294
Centrale Raad van Beroep
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in sociale zekerheidszaak met betrekking tot WGA-uitkering
In deze zaak heeft verzoekster, vertegenwoordigd door mr. F.S. Jansen, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarin haar beroep tegen een besluit van het Uwv ongegrond werd verklaard. Het Uwv had eerder besloten dat de WGA-vervolguitkering van verzoekster zou eindigen, wat leidde tot een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster stelde dat zij in een financiële noodsituatie verkeerde door het beëindigen van haar uitkering, maar het Uwv betwistte dit en voerde aan dat verzoekster een andere uitkering ontving.
De voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep heeft op 27 maart 2017 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening. De rechter oordeelde dat verzoekster niet aannemelijk had gemaakt dat er sprake was van een financieel spoedeisend belang. De voorzieningenrechter wees erop dat verzoekster onvoldoende bewijs had geleverd voor haar financiële situatie en dat er geen aanvraag voor bijstand was ingediend. Bovendien waren de betalingsregelingen voor haar schulden stopgezet.
De voorzieningenrechter concludeerde dat niet voldaan was aan de voorwaarden voor het treffen van een voorlopige voorziening, zoals gesteld in de Algemene wet bestuursrecht. Het verzoek werd afgewezen, en de rechter benadrukte dat de hoofdzaak moest worden afgewacht. De uitspraak werd gedaan door R.E. Bakker, met L.H.J. van Haarlem als griffier.