Uitspraak
L. den Hartog.
OVERWEGINGEN
22 mei 2015, dat het beroepschrift is gedateerd op 21 mei 2015 en door de rechtbank is ontvangen op 28 mei 2015. Appellant heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat het beroepschrift daadwerkelijk voor het einde van de beroepstermijn aan Falk Post is aangeboden. De rechtbank heeft geoordeeld dat de enkele verklaring van de gemachtigde van appellant dat hij het beroepschrift op 21 mei 2015 in de brievenbus van Falk Post heeft gedeponeerd onvoldoende bewijs is. Omstandigheden die ertoe moeten leiden dat niet‑ontvankelijkverklaring achterwege dient te blijven, zijn gesteld noch gebleken.
26 februari 2009, ECLI:NL:CRVB:2009:BH5408) dat alleen verzending via de concessiehouder ingevolge de Postwet wordt gezien als verzending per post in de zin van artikel 6:9 van de Awb. De invoering van de Postwet 2009 en de aanwijzing van PostNL als verlener van de universele postdienst maakt dat niet anders. Alleen verzending via PostNL kan worden gezien als verzending per post in de zin van artikel 6:9 van de Awb. Bovendien zou, als dit anders zou zijn, evenmin aanleiding bestaan om te oordelen dat appellant voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat het beroepschrift voor het einde van de beroepstermijn aan Falk Post is aangeboden. De enkele verklaring van zijn gemachtigde, ondersteund door een brief van secretariaatsmedewerkers van het kantoor van de gemachtigde waarin zij de werkwijze van Falk Post beschrijven, en de herhaling van daarvan ter zitting van de Raad, is daarvoor onvoldoende.