ECLI:NL:CRVB:2017:1287
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- E.W. Akkerman
- R.H. Budde
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake recht op ziekengeld en medische beoordeling door verzekeringsarts
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 april 2017 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de beslissing van de rechtbank Den Haag. Appellant, die per 4 augustus 2014 als assistent operator werkte, had zich op 10 september 2014 ziek gemeld vanwege rugklachten. Na beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst op 9 november 2014, ontving hij een Ziektewet-uitkering. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft op 30 januari 2015 besloten dat appellant per 26 januari 2015 geen recht meer had op ziekengeld, wat door appellant werd bestreden. De rechtbank verklaarde het beroep van appellant ongegrond, waarna hij in hoger beroep ging.
Appellant voerde aan dat het medisch onderzoek door de verzekeringsarts onzorgvuldig was en dat zijn rugklachten niet goed waren beoordeeld. Hij stelde dat hij onder behandeling was van een huisarts en fysiotherapeut, en dat er geen afstemming had plaatsgevonden met een orthopedisch chirurg. De Raad voor de Rechtspraak oordeelde dat de verzekeringsarts voldoende informatie had verzameld en dat de medische situatie van appellant op de datum in geding, 26 januari 2015, correct was vastgesteld. De Raad concludeerde dat appellant onvoldoende aannemelijk had gemaakt dat zijn rugklachten tot relevante arbeidsbeperkingen hadden moeten leiden.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door voorzitter E.W. Akkerman en griffier R.H. Budde, en werd openbaar uitgesproken op 5 april 2017.