ECLI:NL:CRVB:2017:1277
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing bijzondere bijstand voor hypotheeklasten op grond van eigen keuze appellant
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 april 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellant, die bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB), had bijzondere bijstand aangevraagd voor zijn hypotheeklasten. De aanvraag was eerder door het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam afgewezen, omdat de appellant onvoldoende informatie had verstrekt en de hoge woonkosten voortvloeiden uit eigen keuzes. De rechtbank had het beroep van de appellant ongegrond verklaard, waarna hij in hoger beroep ging.
De Raad heeft vastgesteld dat de appellant de woning in 2003 met zijn ex-partner heeft gekocht en dat hij na de echtscheiding in de woning is blijven wonen, ondanks dat hij niet in staat was om de woonlasten te betalen. De Raad oordeelde dat de kosten voor de hypotheeklasten niet als noodzakelijk konden worden aangemerkt, omdat deze voortvloeiden uit eigen keuzes van de appellant. De Raad concludeerde dat de appellant niet had aangetoond dat hij naar andere oplossingen had gezocht om de woonlasten te verlagen, zoals het verhuren van de woning.
Uiteindelijk bevestigde de Centrale Raad van Beroep de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de hypotheeklasten niet als noodzakelijke kosten in de zin van de WWB konden worden aangemerkt. De Raad wees erop dat de gevolgen van de keuzes van de appellant voor zijn eigen rekening kwamen en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.