ECLI:NL:CRVB:2017:1217
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van WGA-uitkering na herbeoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om de intrekking van een WGA-uitkering na een herbeoordeling van de arbeidsongeschiktheid van appellante. Appellante, die voorheen als cateringmedewerkster werkte, was sinds 20 april 2007 uitgevallen met depressieve klachten. In 2010 werd haar arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 100%, maar na een herbeoordeling in 2014, op verzoek van de werkgever, werd haar arbeidsongeschiktheid op 22 september 2014 verlaagd tot minder dan 35%. Dit leidde tot de intrekking van haar WGA-uitkering.
Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, waarbij zij aanvoerde dat haar beperkingen niet goed waren ingeschat, onder andere vanwege een carpaal tunnelsyndroom en psychische klachten. De verzekeringsarts en arbeidsdeskundige hebben echter geconcludeerd dat appellante in staat was om bepaalde functies te vervullen, ondanks haar beperkingen. De rechtbank Amsterdam heeft in een eerdere uitspraak geoordeeld dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de argumenten van appellante onvoldoende onderbouwd waren.
In hoger beroep heeft appellante opnieuw aangevoerd dat haar beperkingen zijn onderschat, maar de Centrale Raad van Beroep heeft deze stelling verworpen. De Raad oordeelde dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek zorgvuldig was en dat de beperkingen van appellante adequaat waren meegenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was om de intrekking van de WGA-uitkering te herzien. De uitspraak werd gedaan op 31 maart 2017.