Uitspraak
OVERWEGINGEN
4 juli 2014 vermeld voornemens te zijn deze aanvraag af te wijzen, omdat appellant bij besluit van 20 juni 2014 reeds opvang tot de [locatie] is verleend.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 maart 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, een vreemdeling die onder de Vreemdelingenwet 2000 valt, had bezwaar gemaakt tegen de beslissing van het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, dat hem voor maximaal zes maanden had toegelaten tot crisisopvang. De Raad oordeelde dat de opvang die aan appellant was verleend, onverplicht was en dat dit niet automatisch recht gaf op een uitkering of leefgeld volgens de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005. De Raad heeft vastgesteld dat het college ten onrechte het bezwaar van appellant tegen een eerder besluit niet-ontvankelijk had verklaard. De Raad heeft het hoger beroep gegrond verklaard, de aangevallen uitspraak vernietigd en het bestreden besluit van het college vernietigd, behoudens voor zover het bezwaar tegen een voornemen niet-ontvankelijk was verklaard. De Raad heeft de bezwaren van appellant tegen de besluiten van 20 juni 2014 en 29 augustus 2014 ongegrond verklaard en het college veroordeeld in de proceskosten van appellant, die in totaal € 3.465,- bedragen. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.